Technische Universiteit Delft

Een opleiding voor 'burgerlijke ingenieurs'

Aan de status van de Technische Universiteit Delft wordt tegenwoordig niet getwijfeld, maar dat is niet altijd zo geweest. De geschiedenis van deze onderwijsinstelling laat zien hoe drastisch de opvattingen over het wetenschappelijk technisch onderwijs in de loop van de tijd zijn veranderd.

Bij Koninklijk Besluit van 8 januari 1842 besloot koning Willem II de eerste niet-militaire ingenieursopleiding van Nederland in het leven te roepen. Aan deze in Delft te vestigen 'Koninklijke Akademie' zouden 'burgerlijke ingenieurs' voor functies bij overheid en industrie worden opgeleid. Ook bood de Akademie onderdak aan 'kweekelingen' in de handel, én aan jongelingen die zich op een carrière in Nederlands-Indië wilden voorbereiden. Men kon het blijkbaar maar moeilijk eens worden over het curriculum van de nieuwe opleiding.

Nederland: weinig aandacht voor techniek

Al eerder was gebleken dat de belangstelling voor techniek in Nederland niet groot was. In 1806 had Lodewijk Napoleon het voornemen een school naar voorbeeld van de Franse Ecole Polytechnique op te richten, maar dat werd hem door tal van deskundigen ontraden. Het zou niet in Nederland passen. Als er al behoefte aan technisch onderwijs was, dan waren de bestaande universiteiten daarvoor de aangewezen plek. Koning Willem I had vergelijkbare ervaringen. Ondertussen werden overal in Europa scholen opgericht waar studenten in vakken als bouwkunde, mijnbouw en landmeten werden onderricht. Nederland, dat zichzelf vooral als handelsnatie beschouwde, bleef achter.

Aan de Oude Delft

Op advies van de bekende ingenieur Antoine Lipkens, hakte Willem II in 1842 uiteindelijk de knoop door. De in Frankrijk opgeleide Lipkens werd de eerste directeur van de Akademie. Voor Delft, dat destijds 17.000 inwoners telde, was de komst van de opleiding een grote stimulans. De Akademie werd gehuisvest aan de Oude Delft 95, in het voormalige gebouw van de Artillerie- en Genieschool.

Technische Universiteit Delft

De opleiding kende een moeizame start. Haar bestaansrecht werd door critici voortdurend in twijfel getrokken en er waren diverse financiële problemen en conflicten. In 1864 werd de Akademie opgeheven en vervangen door een Polytechnische School. Dit was weliswaar een echte ingenieursopleiding, die echter - zeer tegen de wens van instelling - tot het middelbaar onderwijs werd gerekend. In 1905 veranderde deze situatie, toen tijdens de regering van Abraham Kuyper de Wet op het Hoger Onderwijs werd herzien. De Polytechnische School werd nu 'Technische Hoogeschool', de directeur werd 'rector' en het werd mogelijk om er te promoveren. Als dank hiervoor ontving Kuyper in 1907 het eerste eredoctoraat. Tegenwoordig studeren er meer dan 13.000 studenten aan de opleiding die sinds 1986 Technische Universiteit Delft heet.