Boren naar “wit goud”

Buurse bakermat voor zoutwinning

Tijd van wereldoorlogen

De zoutwinning is van groot economisch belang voor Twente. In Boekelo werd door de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie zout gewonnen van 1918 tot 1952. Daarna ging alles over naar de verwerkingsfabriek die al sinds 1937 langs het Twentekanaal in Hengelo stond. Veel minder bekend is waar ruim 100 jaar geleden de eerste proefboringen zijn verricht: dat was bij Buurse.
In zuidoost-Twente bevinden zich op grote diepte steenzoutlagen. De oudste afzetting die nabij het oppervlak is gevonden, is bij laag water zichtbaar in de bedding van de Buurserbeek, circa 150 m voor de grens. Dit is de Muschelkalk-formatie die circa 245 tot 208.000.000 jaar geleden is gevormd. Nog ouder is de Bontzandsteen-formatie met het zogenaamde Rötzout. Daar weer onder ligt de Zechstein-formatie, die 290 tot 245.000.000 jaren oud is.

Diepteboringen

De eerste proefboring bij Buurse naar dit "witte goud" werd uitgevoerd in 1908, bij de Braambrug. Wat in de steenlagen werd aangetroffen, stemde overeen met de verwachtingen. In 1910 volgden nog twee proefboringen: dichtbij de voormalige openbare school aan de Alsteedseweg en bij de Buurser Sluis bij de Oortjesbrug. Die eerste proefboring had een goed resultaat. Op 270 meter diepte werd zout gevonden in de bovenste laag van het Bontzandsteen. Bij de sluis werden op 322 meter diepte sporen gevonden van het Rötzout. Helaas had men daar niet veel aan, want het waren resten waar het zout al uitgesleten was. Een jaar later zijn nieuwe pogingen gedaan om zout aan te boren op grotere dieptes. Opnieuw was gekozen voor de plek bij de voormalige school aan de Alsteedseweg. Het schoot echter niet op, want het bleek heel moeilijk om door het Triasgesteente heen te komen. Ook gaf het problemen om het gat wijd open te houden. Dat wilde men graag om onderzoek te kunnen doen naar de nòg dieper gelegen steenzoutlagen in de Carboonperiode. Diep kwamen ze wel bij deze proefboring, maar helaas zonder positief resultaat. Op 876 m werd een drie meter dikke steenzoutlaag aangeboord, die evenals het zout bij de boring bij de Buurse-sluis al gedeeltelijk was opgelost. De verwachtingen waren, dat het hoofdzout bereikt zou worden op een diepte van circa 1.000 m en de steenlagen van het Carboon op circa 1.200 m. Maar op 918 m diepte kwam men uit bij een soort pekelreservoir waar niet doorheen kon worden geboord zonder schade aan te richten. Deze proefboring werd daarop gestaakt.

Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie

In 1918 werd een wet aangenomen over de ontginning van steenzout bij Buurse. Het recht van zoutwinning werd in die wet toegekend aan de Staat. Toen tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog de import van steenzout uit Duitsland bijna geheel stil kwam te liggen, was de tijd rijp om het zout uit de eigen bodem te gaan halen. Het recht om dat te gaan doen werd toegewezen aan J.P. Vis. Samen met A.A. Kolff en L.F.D. van der Minne was hij op 13 juli 1918 de oprichter van de N.V. Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie (KNZ). Die vestigde zich in Boekelo, omdat daar een fabriek kon worden gebouwd langs de spoorlijn. Het jaar daarop werd de zoutfabriek in bedrijf genomen. De boringen bij Buurse waren de eerste die hadden aangetoond dat zich in de Nederlandse bodem winbare zoutlagen bevonden. Daardoor kon de KNZ ontstaan, die zou uitgroeien tot de grootste zoutzieder ter wereld. Hier wordt elk jaar 2.500.000 ton zout geproduceerd. De zoutlagen in de Twentse bodem zijn genoeg om met de winning nog honderden jaren vooruit te kunnen. Eind 2010, bijna 100 jaar na die eerste boringen bij Buurse, wezen proefboringen aan de Wissinkbrinkweg bij Haaksbergen uit, dat hier op een diepte tussen 640 en 970 m zout kan worden gewonnen, waar men 50 jaar mee vooruit kan.