Het Kamper Raadhuis

Stedelijk zelfbestuur

Tijd van steden en staten

Het oude Stad- of Raadhuis van Kampen behoort tot de meest bijzondere monumenten van Nederland. Het rijk geornamenteerde gebouw werd rond 1345 in gotische stijl gebouwd, maar na een brand in 1543 voorzien van renaissance-elementen. De Schepenzaal van het Raadhuis geldt als pronkstuk van interieurbouw in renaissancestijl. Hier domineert tussen de fraaie houten banken en het gestoelte van de magistraat een natuurstenen sierschouw van beeldhouwer Colyn de Nole. De schouw was primair een huldeblijk aan de toenmalige landsheer Karel V, maar laat zich ook lezen als spiegel van deugdelijk bestuur en rechtspraak voor de lokale machthebbers. Naast vrouwe Justitia (gerechtigheid) zijn onder meer de kardinale deugden vrede, voorzichtigheid, kracht en gematigdheid verbeeld, evenals de goddelijke deugden geloof, hoop en liefde.

Stadsrechten

Het Kamper Raadhuis is een toonbeeld van de machtige en zelfbewuste positie die de burgerij in de Middeleeuwen wist te verwerven. Op een aantal strategische locaties in Overijssel waren stedelijke nederzettingen ontstaan die vooral dankzij de handel tot bloei kwamen. Zij verwierven bijzondere voorrechten op het gebied van bijvoorbeeld belastingen, muntslag en de organisatie van jaarmarkten. De juridische en bestuurlijke verheffing door de landsheer tot zelfstandige stad was in feite een bevestiging van de opgebouwde machtspositie van deze plaatsen. Naast Kampen gold dat met name voor Deventer (stadsrechtverlening vóór 1200), Zwolle (1230) en Oldenzaal (1296). Ook in de volgende eeuwen wisten kernen als Ootmarsum (1325), Enschede (1325) en Almelo (1420) min of meer op eigen kracht tot stad uit te groeien. Andere steden in Overijssel ontstonden veelal als gevolg van een bewuste strategie van de landsheer. De meeste van deze stadsrechtverleningen waren erop gericht om de grensverdediging te versterken, zoals in het geval van Ommen (1248), Steenwijk (ca. 1300), Delden (1322) en Hardenberg (1362). Andere steden waren juist bedoeld om tegenwicht te bieden aan interne machthebbers, zoals Rijssen (1243) tegen de heren van Goor, en Hasselt (ca. 1252) tegen de steden Zwolle en Kampen. Soms slaagde een dergelijk initiatief van de landsheer; in andere gevallen zoals Genemuiden (1275) of Grafhorst (1333) bleef de nederzetting niet veel meer dan een boerendorp. In totaal telt Overijssel een twintigtal middeleeuwse steden.

Bestuur

Stedelijke bewoners vielen niet langer rechtstreeks onder het gezag van de landsheer, maar konden goeddeels hun eigen boontjes doppen. Deze afwijkende status ten opzichte van het platteland kwam veelal het duidelijkst naar voren in de wallen, grachten en/of muren die als verdedigingslinie rondom de stad werden opgetrokken. De min of meer autonome steden voerden dan ook een eigen "buitenlandse" politiek ten opzichte van de rest van de wereld, inclusief de mogelijkheid om een tegenstander de oorlog te verklaren. Het stedelijk bestuur lag in handen van de magistraat, die bestond uit schepenen en raden. De schepenen vormden het bestuurscollege; de raden hadden een adviserende en controlerende functie. In de steden Deventer, Kampen en Zwolle namen twee van de twaalf schepenen bij toerbeurt een maand de functie van dagelijks bestuurder als burgemeester waar. Bij de jaarlijkse verkiezingen in januari of februari wisselden schepenen en raden vaak van functie. Formeel had de burgerij via de zogenaamde gezworen gemeente (een orgaan met vertegenwoordigers van de straten of wijken) zeggenschap over de samenstelling van het stadsbestuur, maar in de praktijk maakten enkele regentenfamilies de dienst uit en verdeelden onderling de lucratieve openbare ambten. De achtergestelde middenklasse kwam herhaaldelijk tevergeefs tegen dit machtsmonopolie in opstand. Zo eindigde een revolutie van gildebroeders in Zwolle in 1416 in een bloedbad.

Rechtspraak

De schepenen waren niet alleen verantwoordelijk voor het bestuur, maar ook voor de rechtspraak in de stad. Men maakte daarbij een onderscheid tussen civiele en criminele rechtspraak. Bij civiele of burgerlijke rechtspraak deden de schepenen een uitspraak in een geschil tussen burgers, waarbij de overtreder een boete kreeg opgelegd. Bij de criminele rechtspraak konden lijfstraffen worden toegepast, waardoor de eer van de bestrafte voorgoed was aangetast en hij ook geen publieke ambten meer mocht vervullen. Het Kamper Raadhuis kende bijvoorbeeld een klein strafplateau aan de gevel, waar onder meer overspelige lieden letterlijk aan de kaak werden gesteld. Op misdrijven als moord of valsemunterij stond de doodstraf. In enkele Overijsselse stadhuizen hangen nog beulszwaarden aan de muur, als teken van de verregaande stedelijke bevoegdheid over leven en dood.