De Gouden Eeuw

Kunstzinnig leven in een kleine stad (1600 -1700)

Jacob van der Ulft (1621-1689) was burgemeester van Gorinchem, maar tevens een verdienstelijk kunstenaar. Op veel van zijn schilderijen, tekeningen en etsen staan Italiaanse stadsgezichten. Toch is er twijfel of hij daadwerkelijk in Italië is geweest, omdat het duidelijk is dat hij zich ook liet inspireren door in omloop zijnde prenten. Bovendien was hij een begenadigd glasschilder.

Waar Jacob van der Ulft verkoos in Gorinchem te wonen en te werken, lieten andere kunstenaars van Gorcumsen huize de stad aan de Merwede vaak op jonge leeftijd al achter zich.

Abraham Bloemaert had aan de Boerenstraat gewoond, maar hij maakte furore in Utrecht. Zo werd hij benoemd tot deken van het zadelaarsgilde, waarvan ook de schilders deel uitmaakten. Maar liefst 200 schilderijen van zijn hand zijn bewaard gebleven. Sommige daarvan zijn te bewonderen in het Centraal Museum in Utrecht, het Haagse Mauritshuis, het Louvre in Parijs en in het Metropolitan Museum in New York.
Gerard van Kuijl ging op studiereis naar Italië waarna hij vele jaren zijn dagen in Utrecht sleet. Govert Dircksz Camphuysen vertrok naar Zweden en werd daar hofschilder. Jan van der Heyde, geboren in het huis Eland op het Eind, trok naar Amsterdam en verkocht er aan de puisant rijke verzamelaar en bankier Cosimo de Medici uit Florence een schilderij van het nieuwe stadhuis op de Dam. Naam zou Jan van der Heyde maken met zijn uitvinding van de brandspuit.

In de Gouden Eeuw was Amsterdam het centrum van de wereldhandel. Een stad van rijke kooplieden die de beeldende kunsten, de literatuur en de wetenschap hadden omarmd. Een stad waar ook de andere schilders van Gorcumse bodem als Cornelis Saftleven, Aert van der Neer en de broers Jochem Govertsz en Rafael Govertsz Camphuysen kopers voor hun werk vonden. Iets, dat in Gorinchem veel moeilijker was.

Natuurlijk, ook in Gorinchem waren nijverheid en handel tot bloei gekomen en kwam je bij de rijke families aan de muur schilderijen tegen. Maria Rochatus, de weduwe van een plaatselijke bestuurder, bezat er 134, Catarina van Wiert 29 en Adriaen Kemp, de eigenaar van een leerlooierij, had 25 werken in zijn bezit. Maar veel rijken telde Gorinchem niet. In dit stadje van zes- tot zevenduizend inwoners waren de meeste mannen knecht of kleine ambachtsman zoals bijvoorbeeld speldenmaker, waarvan Gorinchem er vijftig telde. Die mannen verdienden een gulden per dag en daarmee kon je geen doek van Govertsz kopen of een Johannes de Doper van Bloemaert, schilderijen die in die dagen voor 45 tot 360 gulden over de toonbank gingen.

Wie geen geld voor een schilderij had, kocht losse, gedrukte prenten. De prentenseries vonden dan ook gretig aftrek. Gorinchem was een stad van drukkers, die naast prenten en pamfletten ook bijbels uitgaven en psalmboeken. De éérste Gorcummer die bijbels uitgaf was Helmich Adriaansz van Cappel. Zijn Statenbijbel in folioformaat rolde in 1662 van de pers. Bekend is verder de Goetzeebijbel, gedrukt door Nicolaas Goetzee, waar zeven jaar aan gewerkt was en die men in 1751 kon kopen. Het culturele leven van Gorinchem kende verder de rederijkerskamer " Het Seghelbloemken" en er waren vele goud- en zilversmeden die interessant werk hebben nagelaten.

Literatuur:

Dijk, R.F. van, Gorcums zilver. Gorinchem, 1992.

Tissink, Fieke en H.F. de Wit, Gorcumse schilders in de Gouden Eeuw. Gorinchem, 1987.

Zie ook de website van de Stichting Gouden Eeuw Gorinchem: www.goudeneeuw.org