De Peperbus

Beeldmerk van de stad

Tijd van steden en staten

Ik ben een Zwollenaar,
Een echte Zwollenaar.
Ik doe niet vaak zo raar,
In 't volle openbaar.
Onder de Peperbus,
Is 't leven glad en knus.
Bekijk mijn vingers maar,
Ik ben een Zwollenaar.

[Het Zwolse "volkslied", op een tekst van Trooster, F., in: Wikipedia (2008) lemma Zwolle].

Of het in het lied opgeroepen beeld van de wat schuchtere, zich onder de Peperbus verschuilende Zwollenaar, een uiting is van ironie of realisme laten we hier in het midden. Meer zekerheid lijkt te bestaan over de band die veel Zwollenaren hebben met hun eeuwenoude toren, de Peperbus. Als de leden van het Zwolsch Vrijwilligerscorps met Pinksteren 1905 terugkeren van een tweedaagse fietstocht naar Duitsland, vermeldden zij in hun verslag: "Zoodra wij te Hattem de Peperbus met het Olie- en Azijnstel wederom in het zicht kregen, ging er een luid hoera op, blij en dankbaar dat de tocht zo goed was verlopen, terwijl het toch slechts huurfietsen waren, waaraan de berijders niet gewend waren." Het gevoel van thuiskomen bij het van verre zien van de Peperbus is een ervaring die ook tegenwoordig nog veel Zwollenaren met elkaar delen.

Al heel lang is de Peperbus hét icoon van de stad Zwolle, in elk geval na de torenval van de Grote Kerk in de 17de eeuw. Afbeeldingen van de toren zijn te zien op vele schilderijen en tekeningen, op ansichtkaarten, koektrommels, vlaggen en logo's van Zwolse verenigingen. Belangrijker is dat de 75 meter hoge toren in belangrijke mate beeldbepalend is voor het historische stadssilhouet van Zwolle. De Peperbus maakt de stad op fraaie wijze direct herkenbaar, niet alleen voor Zwollenaren, maar voor iedereen die de stad bezoekt.
De Peperbus maakt deel uit van de Onze Lieve Vrouwekerk (sinds 1999 Basiliek), die door Zwolse timmerlieden, steenhouwers, metselaars, dakdekkers en glazeniers in verschillende fasen werd gebouwd tussen 1394 en 1454. Het was de Gouden Eeuw van Zwolle, een tijd waarin ook de Grote of St. Michaëlskerk verrees. De toren aan de Ossenmarkt maakte geen deel uit van de oorspronkelijke bouwplannen. Pas in 1463 begon de bouw van de toren, in 1484 voltooid met het plaatsen van zes luidklokken. De Peperbus werd lange tijd in hoogte overtroffen door de toren van de Grote Kerk, die, tot hij in 1682 instortte, bijna 115 meter hoog was.
Kerk en toren hebben door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het kerkelijke leven en ook binnen de Zwolse samenleving in z'n algemeenheid. Toch nam de kerk bij oplevering de tweede plaats in. In de Middeleeuwen was de Grote of St. Michaëlskerk belangrijker omdat het een parochiekerk was. De Onze Lieve Vrouwekerk had "slechts" de status van kapel. Toch trok de kerk al snel veel kerkgangers door de populariteit van de beweging van de Moderne Devotie en de daarmee gepaard gaande Mariadevotie in de 15de eeuw. Ook Thomas a Kempis bezocht de kapel van de Onze Lieve Vrouwekerk en sinds 2006 bewaart de kerk de reliekschrijn met zijn gebeente.

Roerige tijden braken aan tijdens de Reformatie: het ontstaan van de hervormde kerk in de zestiende eeuw en de daarmee gepaard gaande maatregelen tegen de katholieken. Na de Zwolse beeldenstorm van 1580 verbood het stadsbestuur het uitoefenen van de rooms-katholieke eredienst. De katholieke kerkgangers weken uit naar schuilkerken in de binnenstad van Zwolle.
Lange tijd vonden geen erediensten meer in de Onze Lieve Vrouwekerk plaats. Alle katholieke versieringen en ornamenten werden verwijderd. Wat overbleef was een leeg gebouw dat voor zeer uiteenlopende bestemmingen werd gebruikt. Militairen vonden er een werk- en opslagplaats en stalden er hun paarden en karossen, koorddansers gaven er voorstellingen en er werd gekegeld en geschermd. Van 1719 tot 1721 gebruikten de gebroeders Schnitger de kerk voor het bouwen van het beroemde orgel voor de Grote Kerk. Ook is de kerk gebruikt voor de opvang van daklozen, als opslagplaats voor hooi en stro en zelfs als ruimte voor oefeningen door een exercitiegenootschap.

In 1809 kregen de katholieken op bevel van koning Lodewijk Napoleon de kerk weer terug. Door verwaarlozing van het gebouw in de voorgaande eeuwen heeft het herstel als kerkgebouw jaren geduurd. In de jaren zeventig van de 19de eeuw werd nagenoeg het gehele interieur in neogotische stijl ingericht. In de daaropvolgende jaren werd het gebouw regelmatig verder verfraaid, onder andere door het aanbrengen van gebrandschilderde ramen. Het uiterlijk van de toren veranderde ook in de loop der tijden. De oorspronkelijk uivormige kap ging in 1815 bij een brand verloren. De huidige koepelvormige kap is in 1828 geplaatst. En vanaf toen kreeg de toren de naam die hij nu nog steeds draagt: de Peperbus.