De Brabantse hertogen

Als de Hollandse graaf Floris V niet in 1296 door zijn eigen edelen vermoord was, zou er amper meer iemand iets over hem weten. Het graafschap Holland was in zijn tijd een vrij armoedig gewest van drassige polders en moerassen, dat zich van Klundert tot Heusden ook over Noord-Brabant uitstrekte.
Nee, dan het hertogdom Brabant: dat was eind dertiende eeuw toonaangevend in de Nederlanden en ver daarbuiten. Hét gezicht van die Brabantse bloeiperiode was hertog Jan I (1254-1294), die volgens de Brabantse geschiedschrijvers van zijn tijd afstamde van Karel de Grote. Karel had dankzij een effectieve machtspolitiek rond het jaar 800 een groot deel van het oude Roomse keizerrijk weten te herstellen. Na de dood van Karel de Grote verdeelden zijn zonen het rijk, waarbij het latere Brabant deel uitmaakte van het koninkrijk Neder-Lotharingen. Veel machtsstrijd en een paar eeuwen later was Neder-Lotharingen gedegradeerd tot een flink gekrompen hertogdom. Karels afstammeling Godfried verwierf in 1106 de hertogstitel. Onder zijn afstammeling Hendrik I (1165-1235) werd de naam Neder-Lotharingen geleidelijk vervangen door Brabant.