De Witte Moskee

Naoorlogse migranten

Tijd van televisie en computers

"Hebt u wat over voor de bouw van de moskee?" Met die vraag gingen Turkse werknemers van textielfabriek Nijverdal ten Cate in Almelo langs de huizen om geld in te zamelen voor een islamitisch gebedshuis. De meeste mensen toonden begrip en gaven enkele kwartjes tot tien gulden. De overheid betaalde via de Wet Premie Kerkenbouw ook mee aan deze eerste moskee van Overijssel. In 1974 opende de Witte Moskee de deuren. Het gebouw is nog altijd een markant symbool voor de komst van diverse groepen migranten na de Tweede Wereldoorlog.

Rijksgenoten

De eerste groep "kleurlingen" in Overijssel waren de Molukkers, die in het voorjaar van 1951 in Nederland aankwamen. Als militairen in dienst van de Nederlandse kolonisator waren ze na de onafhankelijkheid van Indonesië hun leven niet zeker. In Nederland kregen ze met hun gezinnen "tijdelijk" onderdak, veelal in barakkenkampen van de voormalige werkverschaffing van de Dienst Uitvoering Werken (DUW). Overijssel telde acht van dergelijke woonoorden, in de buurt van Steenwijk, Staphorst, Ommen en Wierden. Ook het St. Joseph-klooster in Glanerbrug bood opvang. Voor de Molukkers was het wel even wennen aan het klimaat en het eten in "koud en kaal" Nederland. Toen terugkeer naar hun vaderland uitbleef, verhuisden ze in de jaren zestig naar speciale woonwijken in Zwolle, Deventer, Nijverdal, Rijssen en Almelo. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 vestigden zich ook enkele duizenden rijksgenoten uit deze voormalige kolonie in Overijssel.

Gastarbeiders

Nijpend gebrek aan ongeschoolde arbeidskrachten in de industrie leidde vanaf 1960 tot de komst van duizenden Italianen, Spanjaarden en later Turken. Vanwege hun tijdelijke arbeidscontracten werden zij gastarbeiders genoemd. Ze kwamen aanvankelijk in kosthuizen of pensions terecht. Door hun onmisbaarheid kregen de buitenlandse werknemers jaar op jaar een nieuw contract. Na verloop van tijd haalden veel mannen hun gezinnen naar Nederland. Nog jarenlang hielden gastarbeiders, werkgevers en overheden vast aan de gedachte dat het verblijf tijdelijk was. Integratie of taalbeheersing was amper aan de orde, hoewel met name voor de Turken nauwelijks een toekomst in hun vaderland was weggelegd. In de jaren tachtig kwamen de buitenlandse werknemers door de economische neergang en het proces van automatisering massaal op straat te staan. Inmiddels waren ze via huisvesting, kinderen en sociale netwerken met hun nieuwe vaderland verbonden. Het tijdelijke verblijf bleek definitief.

Vluchtelingen

Een derde categorie naoorlogse migranten bestond uit vluchtelingen, die vooral vanaf de jaren tachtig door politieke onrust en toegenomen mobiliteit vanuit alle delen van de wereld naar Nederland kwamen. Binnen deze categorie vormen de Suryoye in Overijssel een opvallende groep. Deze Syrisch-Orthodoxe christenen uit Turkije en Syrië vestigden zich bij duizenden in Twente, omdat een aantal van hen daar als gastarbeider werkzaam was. Ze stichtten er hun eigen kerken en in 1984 zelfs een klooster in Glane, zetel van de Syrisch-Orthodoxe aartsbisschop van Midden-Europa.