Kunstenaars

Haagse school

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond de schildersstroming 'de Haagse School'. Deze schilders hielden erg van weidelandschappen, koeien, sloten en andere plattelandstaferelen. Beroemde kunstenaars als Willem Roelofs senior en Louis Apol reisden regelmatig af naar Stompwijk, Wilsveen, Veur en Voorburg om daar te werken. De beroemde negentiende-eeuwse schilder Gerke Henkes kocht zelfs een huis in Voorburg. Johan Weissenbruch en Paul Gabriël maakten prachtige schilderijen rond Stompwijk. De laatste schilderde onder andere de achterste molen van de molendriegang. De bekende achttiende-eeuwse schilder Paulus Constantijn la Fargue werkte graag in de omgeving van de sluis. Net als Louis Soonius, ruim een eeuw later.

Vincent van Gogh

Ook Vincent van Gogh kwam vaak in Voorburg. Hij was bevriend met Lodewijk Cornelis Enthoven, lid van een rijke familie die een ijzergieterij en -pletterij in Den Haag bezat. Enthoven woonde aan de Zwartelaan 25 en gaf geregeld geld aan arme kunstenaars. Ook aan Van Gogh. In ruil kreeg hij schilderijen, die na zijn dood gekocht zijn door het Kröller-Müllermuseum. Van Goghs huisbaas Pieter Willem de Zwart, die in het huis met de klokgevel in de Schoolstraat woonde, kreeg regelmatig in plaats van huurgeld kunstwerken van Van Gogh.

Bloemen

Ook in de zeventiende eeuw woonden er schilders in Voorburg. Maria van Oosterwijck bijvoorbeeld, de dochter van de dominee van de Oude Kerk. Zij was een briljante bloemenschilderes en kreeg opdrachten van koningshuizen uit heel Europa. Zelfs Lodewijk XIV had bloemen van Maria aan de muur hangen.

De Stijl en de Voorburgse connectie

Begin twintigste eeuw woonden er weer creatieve geesten in Voorburg, onder wie de schilder Vilmos Huszar en de architect Jan Wils. In 1917 richtten zij de stroming 'De Stijl' op. Architecten en schilders moesten volgens hen samenwerken, en zo nieuwe en verrassende dingen te maken. Alleen de primaire kleuren rood, blauw en geel en de niet-kleuren wit, zwart en grijs mochten daarbij worden gebruikt. Ieder kunstobject moest vooral uit rechte lijnen bestaan.

De Voorburgse vormgever Piet Zwart was tevens enthousiast. Tussen 1918 en 1921 werkten de drie mannen op regelmatige basis nauw samen en vormden zij 'de Voorburgse connectie'. De Voorburgse fabrikant Bruynzeel was erg te spreken over de ideeën van De Stijl. Jan Wils mocht samen met Piet Zwart de deurenfabriek van Bruynzeel ontwerpen.

De Nieuwe Ploeg

Verschillende twintigste-eeuwse beeldhouwers hadden hun atelier in Voorburg. Albert Termote bijvoorbeeld, die het beeld van de Romeinse veldheer Corbulo maakte dat nu bij de Prins Bernhardlaan staat. Rond de Herenstraat woonden ook minder traditionele kunstenaars, zoals Rudi Rooijackers, Aart van den IJssel en Jan Snoeck.

Om ook deze moderne beeldhouwers de kans te geven te exposeren, begonnen de Voorburgse kunstliefhebbers Frits Becht en Wim Beeren in de jaren vijftig 'De Nieuwe Ploeg'. De Nieuwe Ploeg organiseerde onder andere openluchttentoonstellingen, lezingen, toneelavondjes en muziekbijeenkomsten.

Vanaf 1959 kregen naast beeldhouwers ook moderne schilders meer en meer aandacht in Voorburg. Zij exposeerden onder andere in Museum Swaensteyn in de Herenstraat, dat in 1960 de deuren opende. Sinds 2008 heet dit Stadsmuseum Leidschendam-Voorburg.