Havezate het Hoogehuis

De buitenplaatsen

Tijd van regenten en vorsten

Op het grondgebied van de huidige gemeente Kampen lagen ooit diverse buitenplaatsen. Het ging hierbij om voorname huizen, vaak voorzien van diverse opstallen, met een aanzienlijk eigen terrein. Ze stamden uit verschillende perioden, uiteenlopend van de middeleeuwen tot de 19de eeuw. Hun belang, grootte en uiterlijk verschilde nogal. Verbouwingen en moderniseringen veranderden het karakter van de panden regelmatig. De meeste buitenplaatsen lagen op het grondgebied van de voormalige gemeente IJsselmuiden. Op deze hoger gelegen rechter IJsseloever was het nu eenmaal veiliger dan op de linkeroever. Kampen heeft altijd veel invloed in IJsselmuiden en de andere buitengemeenten gehad. De Kampenaren bezaten er van oudsher grond of bekleedden er ambten, in bijvoorbeeld de kerk, het waterschap of het kerspelbestuur. Door de aanleg van de brug in de 15de eeuw en door de aanleg van de Nieuwe Weg in de 17de eeuw werd die invloed alleen maar groter.

Havezaten

Tot de oudste en belangrijkste buitenplaatsen behoorden de zogenaamde havezaten. Een havezate was een huis dat een adellijke bewoner van gereformeerde huize het recht verschafte zitting te nemen in de Overijsselse Ridderschap. Het bezit ervan was voor de machtspositie dus van groot belang. Het spreekt vanzelf dat de meeste havezaten een bepaalde omvang of allure moesten hebben om voor dat predikaat in aanmerking te komen. Op het huidige Kamper grondgebied stonden er drie: Wittenstein, het Hoogehuis (of Hoogehuys) en Buckhorst. Wittenstein, dat in 1615 havezate werd, was gelegen bij het Zuideinde in de voormalige gemeente Kamperveen; het Hoogehuis (havezate vanaf 1664) lag op de hoek van de Dorpsstraat en de Baan in IJsselmuiden, en Buckhorst was gesitueerd vlakbij het dorp Zalk. Na zijn huwelijk met Hillegonda Anna Bentinck in 1766 woonde de bekende staatsman Joan Derk van der Capellen enige jaren op Wittenstein.
Het politieke belang van de havezaten verviel met de afschaffing van het republikeins bestel in 1795. Deze buitenplaatsen waren niet langer bepalend voor de vertegenwoordiging van het platteland in het provinciale bestuur. Huize Buckhorst fungeerde van 1815 tot 1830 nog wel als residentie van de eerste gouverneur des konings in Overijssel, Berend Hendrik Bentinck tot Buckhorst. Alledrie de havezaten of de restanten ervan werden in de 19de of 20ste eeuw gesloopt. Van Buckhorst zijn nog sporen in het landschap te zien, van het Hoogehuis is alleen nog meubilair over dat momenteel in de dorpskerk van IJsselmuiden staat. Op de plek van Wittenstein is in de jaren veertig van de 20ste eeuw een houten landhuis gebouwd. Enkele bijgebouwen en delen van het landschapspark zijn bewaard gebleven.

Buitenplaatsen

Voor de inwoners van Kampen gold het buitengebied als aantrekkelijke pleisterplaats. Vanaf de 17de eeuw, toen de politieke situatie stabieler was geworden, gingen steeds meer Kampenaren grond in IJsselmuiden kopen om er tuinen in te richten, die dikwijls werden voorzien van een prieel. Vaak groeiden deze bezittingen uit tot buitenplaatsen. Ze dienden vooral tot verpozing en vermaak. Bovendien was een buitenhuis een goede geldbelegging, die ook nog status opleverde. Bekende buitenplaatsen zijn het Holtsende, het huis te Oosterholt, Oldenhof, Ittervecht, Laanzicht, Brandvliet, de Meerburg, Ruimzigt, Java, Vredenburg, Meerzicht, Steenhuizen, de Manenberg, Kruisvliet en kleine en grote Zandberg. Aan het bezit van een buitenplaats waren behalve voordelen ook restricties verbonden. Leden van de Kamper magistraat was het bijvoorbeeld niet toegestaan om permanent op hun buitenplaats te wonen. Een kind dat op een buitenplaats geboren werd, werd niet automatisch stadsburger. Zo werd (onder meer) voorkomen dat belastinginkomsten werden gederfd.

Burgerhuizen

De bewoningsgeschiedenis van de buitenplaatsen werpt een boeiend licht op de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Tot de Franse tijd behoorden veel eigenaren tot de adel. In de 19de eeuw rukten fabrikanten op, zoals de sigarenmakers Boele en Van Hulst. Nadien volgde een duidelijke neergang en kwamen de buitenplaatsen of wat daar nog van restte in de handen van "gewone" burgers. De meeste huizen zijn inmiddels verdwenen. Alleen Meerburg en delen van Java bestaan nog. Wat bleef is de aantrekkingskracht van het buitengebied op veel mensen. Menig Kamper forens geeft de voorkeur aan een woning in een groene buitenwijk, buurtschap of kerkdorp van de gemeente.