Jan Wier

een Graafse arts en humanist

In 1538 komt Jan Wier na allerlei omzwervingen terug naar Grave, de stad waar hij in 1515 of 1516 geboren is. Zijn geboortehuis stond op de plaats waar nu het huis Markt 7 staat. Wier vestigt zich in Grave als arts en trouwt er met Judith Wintgens. Later vinden we hem in Kleef, aan het hof van Willem de Rijke. Daar zal hij geschiedenis maken.

Jan Wier begint zijn studies op de kapittelschool in Grave. Als hij veertien is, wordt hij in de leer gedaan bij de humanist en arts Henricus Cornelis Agrippa van Nettesheim, die dan in Antwerpen woont. Hij volgt zijn leermeester als die naar Mechelen verhuist. Later gaat hij medicijnen studeren aan de universiteit van Parijs.

In 1538 is Jan terug in Grave, maar in 1545 vertrekt hij met zijn gezin naar Arnhem om er stadsgeneesheer te worden. Hij gebruikt er zijn expertise als arts onder meer in een zaak over hekserij. Als de stad zijn salaris niet langer kan betalen, treedt hij als hofarts in dienst van Willem de Rijke, hertog van Kleef, Gulik en Berg. Aan diens hof heerst zowel een humanistische en vooruitstrevende als een duidelijk reformatorische sfeer. Als gevolg daarvan kan Jan zijn open, onderzoekende geest verder scherpen en komt hij tot duidelijke opvattingen over de medische en juridische kant van de in zijn tijd zo wijd verbreide heksenwaan. Parallel daaraan ontwikkelt hij een zeer kritische blik op allerlei praktijken in de katholieke kerk. Hij legt zijn conclusies in 1563 vast in een boek: De praestigiis Daemonum, over duivelse bezetenheid. Het boek is een groot succes. Al snel volgen er herdrukken en vertalingen in het Duits en Frans die ook weer worden herdrukt. De katholieke kerk zet het op de Index van verboden boeken en ook dat mag een succes heten. Andere boeken, niet alleen over hekserij maar ook over medische waarnemingen en praktische geneeskunst vinden eveneens een goed onthaal.

Wier bekijkt hekserij en de vervolging van heksen van de medische en juridische kant. In zijn ogen mag er geen waarde worden gehecht aan door martelingen en vernederingen verkregen bekentenissen. Bovendien moet er eerst en vooral naar strikt rationele en met name medische verklaringen voor de beweerde toverkunsten en duivelspraktijken worden gezocht: vaak lijden de zogenaamde heksen aan geestesstoornissen of zijn ze onder invloed van een of ander middel dat tot waanvoorstellingen leidt. Wier gelooft wel in de duivel als zodanig, maar niet in alle occulte werken die de duivel worden toegedicht.

Monumenten voor Jan Wier

Jan Wier sterft als een gezeten man, in Tecklenburg in 1588. Hij geniet duurzame roem vanwege zijn vooruitstrevende inzichten; sommigen zien in hem zelfs de vader van de psychiatrie. Tecklenburg is trots op Jan Wier. Er is daar onder meer een toren gebouwd (1884) om hem te eren. Maar ook Grave heeft alle reden om trots op hem te zijn. Hij is er niet alleen geboren en getogen, hij heeft er ook zelf gewoond. Tot op hoge leeftijd heeft hij zijn bezittingen in en rond Grave aangehouden. Een plaquette op de Markt houdt de herinnering aan hem levend.