De drie kluften

Barsbeek, Leeuwte en Kuinderdijk en Baarlo

Tijd van monniken en ridders

In buurschap Leeuwte staan mooie voorbeelden van hallenhuis-boerderijen van het dwarsdeeltype. Deze boerderijen worden zo genoemd omdat baanderdeuren in de zijgevel toegang geven tot de deel. De deuren hebben een streekeigen beschildering: een zandlopervorm van witte en donkergroene driehoeken met elementen van zwart en rood op het snijpunt.

Ontginningen

Boerderijen, of liever erven (boerderijen met hun landerijen), in dit gebied worden vanaf de 12de eeuw vermeld. Vóór die tijd zullen de eerste woeste gronden geschikt zijn gemaakt voor landbouw. Ontginning en groei van de bevolking gingen hierbij hand in hand. Voor de uitvoering van de ontginningen werden mensen van elders aangetrokken. De bisschop van Utrecht was als landsheer nauw bij het hele proces betrokken en was tegelijk belanghebbende. Dankzij de omzetting van jachtgronden in cultuurgrond kreeg hij uitgebreide complexen van landbouwgronden in zijn bezit voor (pacht-)inkomsten. Ook van een andere plaatselijke grootgrondbezitter, Rudolf van Steinfurt, is bekend dat hij een soortgelijke rol heeft gespeeld.

Erven

De ontginning begon op de hoge gronden van de Vollenhoofse keileemheuvel. Daarna werd het omringende, laaggelegen land op de schop genomen. Naast de bisschop-landsheer zouden de adel en geestelijke instellingen als het convent Sint Janskamp een groot aantal erven in bezit krijgen, die ze vervolgens verpachtten. Eigenerfde boeren (boeren die hun erve in eigendom hadden) waren er ook. Horigheid, waarbij boeren met lijf en goed aan het erve van hun heer waren gebonden, kwam weinig voor. De laatste restanten daarvan ‒ dit betrof enkele erven met Sint Maartenslieden bij Blokzijl ‒ verdwenen geruisloos vóór het midden van de 17de eeuw.

Kluften

Het totale gebied bestond uit twee organisatorische eenheden die hier de benaming van kluften kregen, namelijk Leeuwte en Barsbeek. De doorgaande weg van deze kluften voert langs de rand van de keileemheuvel op de grens van de hoge bouwkampen en het lage grasland. Aan die weg lagen de boerderijen met de kop naar het weidegebied dat zelf onbebouwd bleef. Vóór het midden van de 15de eeuw zou het noordelijk deel van de Leeuwterkluft worden afgescheiden als Kuinderdijk en Baarlo. Daarbij wordt onder Kuinderdijk het gebied tussen de Leeuwte en Blokzijl begrepen en onder Baarlo dat tussen Blokzijl en Blankenham. Deze nieuwe kluft kwam in het begin ook onder de benaming "Dijk"- of "Dijkzatingerkluft" voor. De drie kluften samen vormden het schoutambt Vollenhove. Hun inwoners vielen allemaal onder het kerspel (parochiegebied) Vollenhove en gingen in de gelijknamige plaats naar de kerk.

Dorpen en buurschappen

In elk van de drie kluften kwam een dorp tot ontwikkeling: Blokzijl (soms "Middelkluft" genoemd) in Kuinderdijk en Baarlo, Beulake in de Leeuwterkluft en Sint Jansklooster in de Barsbekerkluft. Blokzijl en Beulake ontstonden in de 16de eeuw en zouden in de eeuw erna uitgroeien tot zelfstandige kerkelijke gemeenten. Sint Jansklooster kwam in de 18de eeuw tot ontwikkeling, maar bracht het niet tot apart kerkdorp. Daarnaast waren in de kluften meerdere buurschappen te vinden, zoals Westerkerken, Wendel, Zuurbeek, Kadoelen, Heetveld en De Duin.
Uit het voormalige schoutambt zouden in de 19de eeuw twee gemeenten worden gevormd, Blokzijl en Ambt-Vollenhove. De streekeigen naam kluft is sindsdien in onbruik en vergetelheid geraakt.