Naamgeving

Familienamen kwamen van boerenerven

Tijd van burgers en stoommachines

Leferink, Ter Huurne, Ottink, Roerink, Ter Braak, Eijsink, Molenkamp, Te Lintelo en Hilderink, zomaar een willekeurige greep uit typisch Haaksbergse familienamen. Niet iedereen zal zich ervan bewust zijn dat deze namen al eeuwen oud zijn en afgeleid van boerderij- of erfnamen. In iedere buurschap staan boerderijen waarvan de oorsprong als boerenerf terug gaat tot ver in de middeleeuwen.
In Twente en de Achterhoek hebben veel van deze erfnamen de uitgang "ink", die "behorend tot" of "zoon van" betekent. Deze erfnamen zijn in Twente bepalend geweest voor de familienamen. Haaksbergenaren met bovenstaande familienamen kunnen er bijna zeker van zijn dat het stamerf of de boerderij met hun familienaam hier is te vinden. De erven Ter Huurne (Huurneman), Roerink en Hilderink (de Hilder) liggen in Buurse, Leferink en Eijsink in de buurschap Eppenzolder, Ottink in Stepelo, Molenkamp in Holthuizen en Te Lintelo in Brammelo.

Naamsvererving

Er is nog iets opmerkelijks qua naamgeving in Oost-Nederland. De naam Molenkamp bijvoorbeeld is afgeleid van het erve Molenkamp. Maar dat wil niet zeggen dat een verre voorvader in rechte lijn ook Molenkamp heette, want kinderen konden vroeger de familienaam van de moeder meekrijgen. Het ging hier echter niet om een bewuste keus. Mensen ontleenden hun achternaam aan de boerderij waar ze woonden of geboren waren. Als een man introuwde op een boerderij waar als opvolgster alleen een dochter was, kreeg hij dus de familienaam van zijn vrouw en dat gold ook voor hun kinderen.

Burgerlijke stand

Ook bij verhuizing kon de familienaam wijzigen. In 1811 zou er een einde komen aan de typische wijze van naamgeving in Oost-Nederland. 1 jaar eerder was Nederland ingelijfd bij Frankrijk, dat toen onder het bewind stond van keizer Napoleon Bonaparte. Dat leidde tot de invoering van de Franse wetgeving, zoals een burgerlijke stand. Vanaf dat jaar moest elke geboorte, elk huwelijk en overlijden worden geregistreerd op het plaatselijke gemeentehuis. Voor die tijd had deze registratie voornamelijk plaats in kerkelijke registers. De invoering van de burgerlijke stand liep iets voor op de invoering van de geslachtsnaamaanneming. Op grond van keizerlijke decreten uit 1811 en 1813 waren alle inwoners verplicht hun achternamen te laten registreren. Wie geen vaste achternaam had, moest er een aannemen. In Twente hadden de meeste mensen wel een familienaam, maar deze kon nogal eens wisselen. Vanaf dat moment behield een man zijn eigen familienaam als hij op een erf introuwde of naar een andere boerderij verhuisde.

Naamskeuze

In 1813 verdween Napoleon van het toneel. Nederland werd een koninkrijk onder koning Willem I van Oranje-Nassau. De wisseling van namen gebeurde vanaf dat moment weer als vanouds. Uiteindelijk werd in 1825, na een streng Koninklijk Besluit, de bevolking nogmaals opgeroepen een vaste achternaam aan te nemen. Toch kon het hier ook na 1825 nog voorkomen, dat er van naam werd gewisseld. De invoering van de trouwbrief en later het trouwboekje zou uiteindelijk een einde maken aan de geschetste naamswisselingen, die kunnen leiden tot ingewikkelde familiepuzzels. Vanaf 1811 was het min of meer vanzelfsprekend dat kinderen de achternaam van de vader dragen. Sinds 1998 kunnen ouders zelf kiezen welke achternaam hun kind zal dragen; die van de moeder of die van de vader. Het aanhouden van de familienaam van de moeder was hier vroeger ook al mogelijk.

Bijnaam

Bernard Laarman uit Geesteren (Borculo), die in de Franse tijd huwde met erfdochter Maria Boink op het erve Boonk of Boink te Eppenzolder, bleef vanaf die tijd gewoon Bernard Laarman. Was Bernard echter een ½ eeuw eerder gehuwd, dan hadden de families Laarman in Haaksbergen nu hoogstwaarschijk Boonk of Boink geheten. De erfnaam werd vanaf die tijd wel als bij-of huisnaam voor de familie gebruikt. Zo was Jan Laarman (1918-1993), de boer op het erve Boonk, in de volksmond bekend als Boonk-Jan en zijn broer de loonwerker Gerard Laarman (1919-2007) als Boonk-Geerd.

Erfdochter

In 1720 trouwde Jan Laink uit Vreden met erfdochter Grietje Grobbink uit Buurse. Grietje was de dochter van landbouwer Harmen Grobbink en Berendje Welp op het erve Grobbink (Alsteedseweg 42). Jan Laink werd door dit huwelijk boer op het erve Grobbink. Zijn kinderen heetten Grobbink en Jan Laink werd hierdoor de stamvader van de huidige families Grobbink in Haaksbergen. Jan's vrouw Grietje had overigens een broer Jan. Waarom hij niet de opvolger werd op erve Grobbink? Om de doodeenvoudige reden dat hij trouwde met de erfdochter van erve De Ros in Markvelde. Jan Grobbink werd hierdoor Jan Ros en is de stamvader van de families Ros in Haaksbergen en St. Isidorushoeve.