Revolutionaire tijd

Politieke omwentelingen

Na de Gouden Eeuw leek de achttiende eeuw een tijd van achteruitgang. Dat was vooral gebaseerd op een gevoel, want economisch groeide de Republiek nog altijd. Alleen, de buurlanden als Engeland en Frankrijk groeiden sneller. Na 1780 ging het daadwerkelijk achteruit met de Republiek, zeker toen we in een oorlog met Engeland verzeild raakten. De Engelsen blokkeerden de scheepvaart en de lucratieve handel met de Oostzee en met Azië, maar ook de visserij ondervond een enorme hinder.

Die rampspoed was aan de Vecht goed merkbaar. Veel rijke Amsterdammers konden hun buitenplaatsen niet meer aanhouden. Stadhouder Willem V werd de zondebok. Zijn tegenstanders, ontevreden aristocraten die zich verbonden met democratische idealisten, riepen om staatsrechtelijke veranderingen en toen die niet kwamen, namen ze in sommige provincies de macht over. Overal richtten de ontevredenen, die zich tooiden met de naam patriotten, exercitiegenootschappen op. Een burgeroorlog dreigde, maar met behulp van Pruisische troepen wist Willem zijn tegenstanders te verjagen.

Adriaan Hendrik Eyck, bewoner van de buitenplaats Eyckenstein bij Maartensdijk en revolutionair burgemeester van Utrecht, vluchtte samen met zijn zoon Maurits naar het buitenland. Deze patriotten maakten daar de Franse Revolutie mee en stimuleerden een bevrijding van hun vaderland. In het kielzog van de Franse troepen kwamen in 1795 vele gevluchte patriotten weer naar Nederland en riepen hier de Bataafse Republiek uit.

Deze republiek wilde het oude regeringsstelsel vervangen door een moderne meer democratische staat maar onderlinge verdeeldheid maakte dat zeer lastig. Vooral omdat de Franse bondgenoot grote geldleningen en soldaten eiste, om de revolutie over heel Europa te kunnen uitbreiden. Ondanks deze problemen lukte het om in 1798 een nieuwe grondwet op te stellen, waardoor de Republiek veel meer een eenheidsstaat werd. Dat leidde zelfs tot een radicale herindeling van het land in departementen. De provincie Utrecht werd opgeheven.

Later werd deze verdeling weer teruggedraaid. Inmiddels was toen het revolutionaire vuur veel minder hard gaan branden, mede onder druk van bondgenoot Frankrijk. De nieuwe machthebber daar, Napoleon, wilde geen onrust maar geld en soldaten. Pas na zijn nederlagen in Rusland en Duitsland wist de Republiek zich van het Franse juk te ontdoen. Vanuit het oosten trokken Russische kozakken door De Bilt naar Utrecht, de Franse troepen voor zich uit jagend.

Na de verdrijving van de Fransen werd Nederland onder de zoon van de laatste stadhouder, die zich Willem I noemde, een koninkrijk.