De Drye Ghemalen

De Koeveringse molen als grenspunt

Tijd van steden en staten

Het jaar 1309 was bijzonder voor Schijndel. De inwoners kregen een gemeintsbrief van Hertog Jan II van Brabant. In de brief werden de gemeintsgrenzen genoemd. Volgens de brief liep de Schijndelse gemeint tot aan "de windmolen op de heide tegen Eerde". Dat was de Koeveringse molen van Arnold Heijm. De op één na oudste windmolen van Nederland. Waarom had Arnold Heijm hier in 1299 een molen laten bouwen?

De gemeint

In de middeleeuwen waren de meeste mensen boer. Hun land was belangrijk. Ze hadden akkers nodig om graan te verbouwen en weilanden om beesten te weiden. Ook de heide en bossen, meestal woeste gronden genoemd', waren voor de boeren belangrijk. Op de heide graasden schapen en kon je turf (= brandbare stof) steken. In het bos vond je hout om huizen te bouwen of vuur te maken. De woeste gronden waren hun gemeenschappelijk bezit of 'gemeint'.

Toestemming van de hertog

De hertog van Brabant gaf de boeren toestemming om de gemeint te gebruiken. Om ruzie te voorkomen, liet de hertog de gemeintsgrenzen nauwkeurig op papier zetten. De boeren betaalden daarvoor. De eerste keer een groot bedrag en daarna elk jaar een klein bedrag aan cijns (=belasting).

Hoe maak je een gemeintsgrens?

De gemeintsgrens kon een natuurlijke grens zijn. Bijvoorbeeld een beekje, zoals de Dommel of de Aa. Of een hele grote boom. De grens kon ook door mensen gemaakt worden. Bijvoorbeeld een houten paal of een hele grote kei. Je noemt dat een kunstmatige grens. De windmolen op de Koevering was door mensen gebouwd. Het was dus een kunstmatig grenspunt.

Boeren bepaalden de grens

Door de gemeintsbrief van Hertog Jan II werd de Koeveringse molen een officieel grenspunt. Toch was de molen niet als grenspunt bedoeld. De molen was bedoeld om graan te malen voor de boeren. In 1299 waren de grenzen tussen Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel al bepaald door de boeren zelf. Arnold Heijm wist dat. Hij bedacht een slim plan.

De Drye Ghemalen

Arnold Heijm maakte een slimme keuze. De molen stond met twee poten op Rooise grond, één op Schijndelse en één op Veghelse grond. Daardoor mocht Arnold Heijm graan malen voor de inwoners van Schijndel, Sint-Oedenrode én Veghel. Om die reden schreven kaartmakers op een oude landkaart de naam De Drye Ghemalen (De drie gemalen).

Recht van vrije wind

Om graan te malen, moesten de wieken van de molen kunnen draaien. Arnold kreeg van de hertog het 'recht op vrije wind'. In de buurt van de molen mocht niemand huizen bouwen of bomen planten. Anders was er te weinig wind om de wieken van de korenmolen te laten draaien. Het eenzame plekje op de heide was goed gekozen.

foto: Johan van Eerd