De Bataafs-Franse tijd

Patriotten en Oranjeklanten

Tijd van burgers en stoommachines

In het straatbeeld van de steden en dorpen langs het Zwarte Water lijkt de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) geen sporen te hebben achtergelaten. Toch had deze bijzondere periode uit de Nederlandse geschiedenis grote gevolgen voor de burgers. De wet- en regelgeving voor bijvoorbeeld bestuurszaken, belastingen, strafrecht, onderwijs en defensie werd voortaan vanuit "Den Haag" voorgeschreven en er kwamen nieuwe gemeenten.
Tijdens de tweede helft van de 18de eeuw was er in grote delen van Europa onrust onder de bevolking. De klassentegenstellingen waren groter dan ooit en veel mensen leefden onder uiterst armoedige omstandigheden. Tijdens de Franse Revolutie in 1789 barstte de bom: het volk kwam in opstand en vond medestanders in veranderingsgezinde politici. De opstand kreeg een internationaal karakter toen de Franse "patriotten" hun boodschap van "vrijheid, gelijkheid en broederschap" in heel Europa wilden uitdragen.

Revolutie langs het Zwarte Water

Al ruim voor de Franse Revolutie verzetten Nederlandse patriotten zich tegen het zwakke bewind van stadhouder Willem V. In heel het land ontstonden twee kampen die elkaar vooral met woorden bestreden: de patriotten en de aanhangers van Oranje. Langs het Zwarte Water werd de situatie explosief toen een legertje patriotten uit Vollenhove in 1787 naar Zwartsluis trok om van daaruit het Oranjegezinde Hasselt in te sluiten en de doortocht van vijandelijke troepen te verhinderen. De actie mislukte maar de onrust bleef. In Hasselt en Zwartsluis richtten patriotten dat jaar exercitiegenootschappen op om de inwoners zo nodig tegen invallers te kunnen beschermen.

Evenveel soldaten als inwoners

Tijdens de winter van 1794-1795 lag een dikke laag ijs op de grote rivieren van ons land. Het Franse leger maakte er gebruik van om de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnen te vallen. Troepen van de bondgenoten van Oranje uit Engeland, Hannover en Hessen sloegen op de vlucht en kwamen onder andere in Hasselt terecht. Daar werd voor de zieke of gewonde soldaten een "Hessisch Hospitaal" ingericht. Dat zorgde voor veel onrust in de stad. Toen de troepen verdwenen werd het ziekenhuis opgeheven, 1.100 Franse soldaten in de stad werden ingekwartierd, een aantal dat gelijk was aan de totale bevolking van Hasselt.
In Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis werd de magistraat al kort na de inval van de Fransen vervangen door een patriottisch gezind bestuur. Maar de overlast van de soldaten was al gauw zo groot dat veel inwoners van politieke kleur veranderden. Dat bleek onder andere in 1799 toen een kleine eenheid van de Engelse vloot via de Zuiderzee het Zwarte Water opvoer en Genemuiden en Zwartsluis binnentrok. De inwoners haalden oranje kokardes tevoorschijn, lieten vlaggen aan de torens wapperen en hakten de vrijheidsbomen om, het symbool van de revolutie. Hun vreugde was van korte duur. Te hulp geroepen patriottische troepen uit Hattem en Deventer wisten de Engelsen gevangen te nemen. De rust keerde weer terug in de streek, maar de overlast van de Franse soldaten duurde tot de bevrijding van ons land aan het eind van 1813 door de kozakken, met de Engelsen en de Pruisen in hun kielzog. De Fransgezinde burgemeester van Genemuiden was er niet op voorbereid. Hij vergrendelde de deuren en ramen van zijn ambtswoning en gooide ten einde raad geldstukken naar buiten. In de verwarring die daardoor ontstond, sloeg hij op de vlucht en wist zo aan de volkswoede te ontkomen.