Rond de grafheuvels bij Baars

Vroege landbouwers

Tijd van Grieken en Romeinen

Aanwezigheid van mensen laat het landschap niet onberoerd. Sommige sporen worden in de bodem opgeslagen en eeuwenlang bewaard. Men noemt dat het bodemarchief. Ook bovengronds is het verblijf van mensen soms nog lang na hun vertrek af te lezen. In het Land van Vollenhove herinneren grafheuvels op landgoed de Eese aan zulk verblijf in lang vervlogen tijden.

Prehistorische werktuigen

Op de hei van het landgoed de Eese liggen bij Baars vier grafheuvels. In de omliggende bossen zijn er nog meer. Het volk dat zijn doden bijzette in grafheuvels wordt het klokbekervolk (2400-1600 v.Chr.) of het standvoetbekervolk (1.600-1200 v.Chr.) genoemd, naar de vorm van het aardewerk dat deze mensen maakten en aan de doden meegaven. Omdat dit volk geen schrift heeft nagelaten, bestudeert men in de archeologie hun geschiedenis door onderzoek van het bodemarchief. Op deze manier zijn in 1918 vijf van deze grafheuvels onderzocht door de archeoloog professor A.E. van Giffen. Hij vond geen menselijke resten, maar wel de grafgiften die men de doden had meegegeven, zoals vuurstenen bijlen en dolken. De grote grafheuvel, vooraan bij het fietspad, bevatte aardewerk met sporen van menselijk gebruik. De bouwers van de grafheuvels bezaten aanvankelijk uitsluitend stenen werktuigen; daarom wordt dit tijdvak de Steentijd genoemd. In de heidevelden en op omgeploegde akkers vond Van Giffen kleine vuurstenen werktuigen, die sporen van menselijke bewerking tonen. Het zijn meest eenvoudige werktuigen: schrapertjes en mesjes, die van een groter stuk vuursteen zijn afgeslagen.

Prehistorische landbouw

Het klok- of standbekervolk leidde een trekkend bestaan. In de Nieuwe Steentijd (4900-2000 v.Chr.) werd het nomadenbestaan geleidelijk aan opgegeven. De bewoners begonnen met de aanleg van akkertjes en met het temmen van nuttige dieren. Het verhoogde zijn bestaanszekerheid en welvaartsniveau. Deze ingrepen in natuur en landschap vormden een nieuwe ontwikkelingsfase van de mens in onze regio. Hij kon zich de inspanning veroorloven voor de aanleg van monumentale graven, zoals hunebedden en grafheuvels. Men gaf zijn doden grafgiften mee: kralen, aardewerk en vuurstenen bijlen. Waarschijnlijk werd dit gedaan om de voorvaderen gunstig te stemmen. Men geloofde dat zij het leven en de vruchtbaarheid van de gewassen en het vee positief konden beïnvloeden. Eeuwenlang omringde men de grafheuvels met zorg en ontzag.

Ooit stond op landgoed de Eese een hunebed. Deze grafkamer van zwerfstenen was gebouwd in de Nieuwe Steentijd, het Neolithicum (3450-ca. 3250 v.Chr.) door het volk van de trechterbekercultuur. Lange tijd was dit het oudste bovengrondse spoor van menselijke aanwezigheid in het Land van Vollenhove, totdat het in 1840 werd opgeruimd.