Nood in de venen

Tijd van wereldoorlogen

Stel je voor dat je niet geboren bent in deze tijd, maar in 1921 in Barger-Compascuum. Je woont met je ouders en 4 broertjes en zusjes in een plaggenhut. Dat is een heel klein huisje. De muren zijn van houten planken en turven. Op het dak ligt heide en stro. Het tocht er vreselijk en in de winter is het er ijskoud. De hut bestaat uit één kamer met een kleine schuur erachter. Je leeft met je hele familie in één ruimte. Daar kookt je moeder op het open vuur in de kamer en door een gat in het dak gaat de rook weg. Jullie hebben één of twee geiten. Die staan in de schuur. De poep valt gewoon op de grond. Je vader werkt in het veen. Hij moet de hele dag veenplaggen uitsteken. Dat is heel zwaar werk. Je ziet hem niet vaak, want als hij thuis komt van het werken lig jij alweer in de krappe bedstee. Wanneer vader thuiskomt, is hij heel moe.

Op de dag dat vader zijn loon krijgt blijft hij heel lang weg. Dan geeft hij een deel van zijn loon uit aan drank in het café. Om genoeg eten te kunnen kopen moeten jij en je broertjes en zusjes ook werken in het veen. Vroeg opstaan en de hele dag werken. Naar school gaan is er niet bij. Op een dag wordt je vader ontslagen. In het veen is niet veel werk meer. In plaats van turf wordt steenkool gebruikt als brandstof. Vader kan in Limburg in de mijnen gaan werken en kolen graven. Maar hij wil niet naar Limburg. Dus blijven jullie in Drenthe.

Armoedig Drenthe?
Niet echt een heel vrolijk verhaal hé?
Maar voor veel gezinnen was het zo in die tijd. Het is door de jaren heen ook het beeld geworden dat veel mensen van Drenthe in de jaren 1920-1930 hebben: Een armoedige provincie. Na de tweede wereld oorlog werd het in de Drentse veengebieden een stuk beter.

Hulp uit Amerika
Na de Tweede Wereldoorlog zat de economie in Nederland en Europa in het slop. Tijdens de oorlog was er veel kapot gemaakt en had het gewone leven stil gestaan. Er was geen geld om de boel weer op te knappen en de economie op gang te brengen. Amerika had als grootmacht er belang bij dat Nederland en Europa weer sterk zou worden. Dit had voornamelijk te maken met de verhouding tussen Amerika en Rusland. Deze was gespannen in de tijd net na de oorlog. Rusland was communistisch en Amerika was democratisch. Om te voorkomen dat Europa ook communistisch zou worden investeerde Amerika veel geld in Europa. Die investering wordt Marshall hulp genoemd. Ook Nederland kreeg geld voor de opbouw én om landbouwwerktuigen te kopen. Zo kon Nederland sterk worden in landbouw en veeteelt. Dat was het steuntje in de rug dat Nederland nodig had. Vanaf toen ging de opbouw snel en verbeterde de economie. Ook de mensen in de veengebieden profiteerden van de welvaart. De armoedige omstandigheden voor veel gezinnen verdween.