Bisschop van den Tillaart

De katholieke missie in Nederlands-Indië

Tijd van wereldoorlogen

Nederland was in de negentiende eeuw een belangrijk land in de wereld. Het had veel overzeese gebieden in bezit. We noemen dat kolonies. Nederlands-Indië was de belangrijkste kolonie. De Nederlandse bezetters probeerden veel geld te verdienen door de Indonesiërs suiker, koffie en tabak te laten verbouwen. Die hadden daar zelf niets aan. Daarom wilde de Nederlandse regering rond 1900 de welvaart van de Indonesiërs verbeteren. Bijvoorbeeld door het bouwen van ziekenhuizen en scholen. Protestantse zendelingen en katholieke missionarissen hielpen daarbij. Eén van hen was de Veghelaar Theodorus van den Tillaart.

Theodorus van den Tillaart

Theodorus van den Tillaart werd in Veghel geboren. Net als veel andere Brabantse jongens en meisjes wilde hij het klooster in. In 1935 werd hij priester bij de Missionarissen van Steyl.

Missionarissen van Steyl

De Missionarissen van Steyl waren katholieke priesters. Het woord 'missionaris' zegt al een beetje wat ze deden: ze werkten in de missie. Dat betekent dat zij het katholieke geloof gingen verspreiden in de kolonies.

Verspreiding van het geloof

Theodorus van den Tillaart was vanaf 1937 missionaris op het eiland West-Timor. Dat is nu een deel van Indonesië. De missionarissen gaven er onderwijs aan de inwoners. De missionarissen hadden veel invloed. In de periode 1920-1940 werden er veel kinderen op Timor katholiek gedoopt.

Bisschop van Atambua

In 1958 werd Theodorus van den Tillaart bisschop. Dat is een knappe prestatie. Een bisschop wordt ook 'monseigneur' genoemd. De bisschop is een belangrijke leider in de kerk. Hij bestuurt een bisdom. Alle kerken in een bepaald gebied horen bij het bisdom. Van den Tillaart werd bisschop van Atambua. Dat is een stad in West-Timor.

Hulp aan de missie

In Veghel vonden de mensen de missie heel belangrijk. De missionarissen hadden geld nodig. Om te helpen werd er bijna elk jaar een Kindsheidoptocht gehouden. Kinderen betaalden geld voor de rol die ze in de optocht wilden hebben. Wilde je herder worden? Dan betaalde je één gulden. Wilde je engelbewaarder worden? Dan betaalde je 25 cent. Het geld dat gespaard werd, ging naar de missionarissen.

Van missiekerk naar eigen kerk

Vanaf de jaren '60 veranderde de missie. De kolonies werden onafhankelijk. De missionarissen herinnerden te veel aan de onderdrukking door de Nederlanders. Langzaam namen katholieke Indonesiërs zelf de missie over. Zo kwam er een eigen katholieke kerk in Indonesië.