Zomer kinder/strandtram

Van Rotterdam naar Oostvoorne

In 1906 opende de RTM de strandlijn naar Oostvoorne. De speciale badtrams reden
’s zomers van Rotterdam Rosestraat, het beginpunt van de tram, naar Oostvoorne Boulevard. De RTM richtte zich vooral op vermogende badgasten. Niet voor niets reden er in de beginjaren eersteklas rijtuigen met gasverlichting, pluchen zitmeubelen en smaakvolle beschilderingen op het traject.

Met de RTM naar Oostvoorne

De NV Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) exploiteerde tussen 1898 en 1978 een uitgebreid net van stoomtramwegen, buslijnen, bestelgoederendiensten en bootdiensten op en tussen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden.

Ontluikend toerisme

De RTM, in feite een kleine spoorwegmaatschappij, deed vanaf het begin van alles om de passagiersaantallen te laten groeien. Het vervoersbedrijf zag ook brood in het ontluikende toerisme in het begin van de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld het toerisme richting badplaats Oostvoorne.

In 1906 opende de RTM de strandlijn naar Oostvoorne. De speciale badtrams reden ’s zomers van Rotterdam Rosestraat, het beginpunt van de tram, naar Oostvoorne Boulevard. De RTM richtte zich vooral op vermogende badgasten. Niet voor niets reden er in de beginjaren eersteklas rijtuigen met gasverlichting, pluchen zitmeubelen en smaakvolle beschilderingen op het traject.  

De Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. Potentiële reizigers – ook vanuit Duitsland, zoals beoogd – lieten het afweten. De RTM kon niet veel anders dan stoppen met de badtrams en het verwijderen van de strandlijn.

Nieuwe poging

In 1926 besloot de RTM de strandlijn opnieuw aan te leggen, uiteindelijk met als eindpunt de Duinweg in Oostvoorne (tegenover het nu nog bestaande Hotel Van Marion). Om het vervoer aantrekkelijker te maken reden er geen stoomtrams meer, maar moderne benzinemotorwagens. Het grote succes bleef uit, want Oostvoorne had geduchte concurrentie van Hoek van Holland en het net ontdekte vakantiegebied Schouwen. Bovendien was het strand van Oostvoorne minder populair omdat het erg smal was. De RTM had ook nog eens te kampen met andere vervoerders, zoals enkele stoombootmaatschappijen.

De clientèle bestond niet langer alleen uit rijke reizigers, maar ook uit badgasten uit de middengroepen. De RTM probeerde toeristen te trekken met arrangementen en goedkope combinatiekaartjes voor ritten en acties.

Kindertrams

Voor de kinderen uit Rotterdam-Zuid zette de RTM extra kindertrams in. ‘Vacantie-Kinderfeest’, een rooms-katholieke organisatie, huurde die om de ‘bleekneusjes’ van Zuid in de zomervakantie een dagje strand te schenken. Lange trams waren het, die aan de Duinweg in Oostvoorne leegstroomden. Er reed ook altijd een bagagewagen vol melkbussen en broodjes mee.

Sperrgebiet

Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag het vakantievervoer stil. Oostvoorne was Sperrgebiet en de lijn naar de Duinweg diende nu voor de aanvoer van bouwmaterialen voor bunkers.

Na de bevrijding pakte de RTM de draad weer op. De speciale luxe rijtuigen reden toen al niet meer. Ze waren vervangen door gewone eersteklas rijtuigen, die de RTM begin jaren 50 ombouwde om achter de motorwagens te kunnen rijden.

Kruininger Gors

In 1947 begon, even buiten Oostvoorne, de bouw van recreatiepark Het Kruininger Gors. De tram diende voor de aanvoer van zowel het bouwmateriaal als de bewoners van de huisjes. De reizigers stapten uit op station Oostvoorne-Dorp en vervolgden hun weg lopend naar ‘het Gors’. Later kreeg het park zelfs een eigen tramhalte. Het gebeurde nogal eens dat de overvolle tram daar bijna helemaal leegstroomde.

De resterende passagiers reden door tot het strand. Om het strand te bereiken was een steeds langere wandeling nodig. Dit omdat onder andere door de aanleg van de Brielse Gatdam een soort waddengebied was ontstaan. De oude boulevard was bijna geheel tussen de bomen komen te liggen.

Strandlijn verlengd

Vanaf 1948 konden de strandgasten dichter bij de vloedlijn uitstappen. De RTM had de strandlijn namelijk verlengd. Het eindpunt was nu op het strand, tegen de duinen aan. Een perron was er niet, alleen een omloopspoor. Het strandlijntje, van het dorp naar het strand, was alleen in de zomermaanden in gebruik.

De kindertrams reden, al stoomwolken blazend, tot 1961. Gemiddeld bestonden deze trams uit niet minder dan tien rijtuigen. Het ‘normale’ vervoer liep echter terug. Steeds meer mensen hadden de tram immers niet meer nodig omdat ze zich gingen verplaatsen in een auto. Ze konden er zelfs het brede, vlakke strand mee op: tot begin eenentwintigste eeuw was dit het autostrand van Oostvoorne.  

Het einde

De zomerdienst van de RTM reed in 1964 voor het laatst naar Oostvoorne. Het aantal passagiers was zo klein dat een motorrijtuig met één aanhangrijtuig doorgaans genoeg was. Soms was er zelfs niet meer nodig dan alleen het motorrijtuig. In 1965 reed er geen tram meer naar het strand en in september van dat jaar viel het doek voor de gehele tramdienst Spijkenisse – Oostvoorne. Op de laatste resten van de tramlijn staat nu nog een strandtent.