De Nieuwe Rotterdamsche Waterweg

Slepen voor de welvaart

De riviermonding van de Maas heeft altijd last gehad van verzanding. Rond 1700 lagen er al zoveel zandbanken dat schepen grote moeite hadden om met gunstige wind en tij langs Brielle naar Rotterdam te varen. De vaargeul langs Maassluis was toen al bijna niet meer te gebruiken. De zandbanken tussen de beide plaatsen waren tot het eiland Rozenburg uitgegroeid. Veertig jaar later was het ook niet meer mogelijk langs Brielle te varen. Schepen moesten een route kiezen via het Haringvliet of zelfs de Oosterschelde om bij Rotterdam te komen.

Aanleg Nieuwe Waterweg
Ingenieur Pieter Caland (1826-1902) ontwierp een plan om een vaargeul te graven tussen Hoek van Holland en het eiland De Beer. Ruim een eeuw eerder waren er ook al soortgelijke plannen gemaakt, maar toen durfde men het niet aan. De techniek was nu zover gevorderd dat het mogelijk was.
Prins Willem, de oudste zoon van koning Willem III, stak in 1866 de eerste spade in de grond en in 1870 kon het eerste schip door deze doorgraving van de duinen varen. Aanvankelijk sprak men over het gehele traject naar Rotterdam als ‘Nieuwe Rotterdamsche Waterweg’, omdat langs de gehele rivier aanpassingen nodig waren. Later kreeg alleen de oorspronkelijke doorgraving de naam Nieuwe Waterweg. Bij Maassluis heet de rivier weer Het Scheur. In 1871 maakten de eerste Maassluise vissersschepen gebruik van de doorgraving. In 1872 was de feestelijke opening met het stoomschip Richard Young dat als eerste de Nieuwe Waterweg officieel in gebruik nam. Voor Maassluis was dit het begin van een economische bloeiperiode.

De diepte van het vaarwater was 6,5 meter bij laagwater. De doorgraving was erg smal, niet breder dan 250 meter. Men rekende erop dat de stroming de doorgraving breder en dieper zou maken, maar dat viel tegen. De verzanding, die oorzaak was geweest van de afsluiting van de Maasmond, ging gewoon door. Tot op de dag van vandaag moet de vaargeul langs Maassluis met baggeren op diepte gehouden worden.
De breedte is later op 400 meter gebracht omdat de vaarweg te smal bleek voor het scheepvaartverkeer. Een andere belemmering voor de scheepvaart bleek een bocht in de waterweg bij Maassluis. In 1887 is een deel van de haven en het Veerhoofd weggegraven om de rivier enigszins recht te trekken. De haven is toen met circa 440 m ingekort.

Sleepdienst
Al rond 1850 hadden de Maassluise reders door dat zij moesten investeren in sleepboten. De zeilschepen moesten langs Hellevoetsluis gesleept worden naar Rotterdam en naar Maassluis. Doordat in 1830 het Kanaal door Voorne was gegraven werd de reis korter. Maar al snel bleken de schepen te groot voor het kanaal en de bijbehorende sluizen. En de omweg over de rivieren was een heel eind. De reders sloten een contract met Fop Smit, een scheepsbouwer die een werf had in Kinderdijk. Smit dacht vooruit en opende al in 1867, toen de eerste spade voor de Nieuwe Waterweg de grond in was gegaan, een agentuur van zijn sleepdienst L. Smit & Co in Maassluis. Want Maassluis zou binnenkort een belangrijke schakel worden in het scheepvaartverkeer op Rotterdam. Met stoomschepen sleepte Smit de schepen door de vaargeulen naar hun havens.
De sleepdienst deed goede zaken in Maassluis en in 1897 verrees het hoofdkantoor van de sleepdienst aan de buitenhaven. Dit kreeg een karakteristiek uitkijktorentje om de schepen op de rivier die een sleep nodig hadden te kunnen zien aankomen. De Maassluise haven was een sleepboothaven geworden.

Nieuwe diensten en bedrijven in Maassluis
Na het graven van de Nieuwe Waterweg kwam er een grote stroom scheepvaartverkeer op gang langs Maassluis. Dit, en de vestiging van Smit, had grote gevolgen voor de ontwikkeling van de stad en de werkgelegenheid.
Vanaf 1887 werden de schepen van Smit ook ingezet bij bergingen. De bergingsdienst van Van der Tak vestigde zich in Maassluis en werkte samen met Smit.
De loodsdienst, die aanvankelijk niet over stoomschepen beschikte, maakte gebruik van de stoomsleepboten van Smit. Vanaf 1835 waren er al zee- en rivierloodsen in Maassluis gestationeerd. Op het Veerhoofd was een kantoortje. Dat moest echter verdwijnen voor de inkorting van de haven en het rechttrekken van de nieuwe vaarweg. In 1887 verrees het gebouw van het Loodswezen naast het gebouw van Smit.
De reddingsboot kreeg in 1874 Maassluis als thuishaven. In 1893 kwam er een helling en een botenhuis op het Schanshoofd, naast het gebouw van het Loodswezen. De sleepboten van Smit verrichtten regelmatig hand- en spandiensten bij reddingen op zee, wanneer de reddingsboot een schip in nood niet bereiken kon. In 1900 is de reddingspost in Maassluis opgeheven. Het gebouwtje is tot 1952 gebruikt door Scheepsagentuur Dirkzwager.
Ook de douanedienst vestigde zich in Maassluis. Aanvankelijk stond er een gebouwtje op het Veerhoofd. Begin 1900 bouwde de douanedienst een kantoortje op het Schanshoofd. Vanuit het Douanehuisje hadden de douaniers goed zicht op de rivier. Zij lieten zich met de kleine maar sterke havensleepbootjes naar de schepen brengen die in zicht kwamen op de Nieuwe Waterweg en handelden al varend naar Rotterdam de douaneformaliteiten af.

Na het verdwijnen van de visserij was de Maassluise haven een bloeiende sleepboothaven geworden. Maar de schepen werden steeds groter en dieper en de haven kon niet meegroeien. Het sleepvaartverleden leeft voort in het in 1979 geopende Nationaal Sleepvaart Museum in het oude Raadhuis aan de Hoogstraat.


Halverwege
Met stoom aangedreven schepen deden in de tweede helft van de 19e eeuw hun intrede, maar velen waren nog niet overtuigd van de voordelen van een motor. Tot eind 19e eeuw ging veel scheepvaart nog op windkracht. Dat betekende volledige afhankelijkheid van het weer, de wind en de getijden. Vooral op de rivieren leverde dat problemen op. Daar had de schipper ook nog eens te maken met zandbanken, smalle vaargeulen en een verzande Maasmonding. Het kon soms 6-8 weken duren voordat een schip via Oosterschelde, Haringvliet en Dordrecht in Rotterdam aankwam. Gekscherend zeiden schippers dat zij, op een reis van China naar Rotterdam en aangekomen bij Brouwershaven, dan pas op de helft waren.