Schipperscafé de Pothaar

Zompen op de Schipbeek

Tijd van pruiken en revoluties

Eeuwenlang was de Schipbeek voor Bathmen een belangrijke transportweg. De beek ontstond in het midden van de 14de eeuw. Deventer voerde tot in de 19de eeuw het beheer over de beek. Landbouwproducten, hout, kalk, koehaar, wit zand, turf en ijzeraarde gingen richting Deventer; stroomopwaarts gingen onder meer tabak, koloniale waren, linnen, garens, huiden en vis. De landweer die Overijssel beschermde tegen overvallen uit Gelderland liep tot Arkelstein langs de Schipbeek.

Jaagpaden en bruggen

Varen op de beek was maar een deel van het jaar mogelijk. 's Zomers was de vaart meestal onmogelijk door de lage waterstand, 's winters en in het voorjaar ontstonden overstromingen. Naar aanleiding van een overstroming in het voorjaar van 1744, waarbij zelfs de Snippelingsdijk doorbrak, ontwikkelde de Deventer ondernemer Hendrik Lindeman een plan om de Schipbeek bevaarbaarder te maken van Deventer tot aan Munster. In de jaren daarna voerde hij dit plan uit. Met de uitgegraven aarde langs de Schipbeek werden kaden en lijnpaden (jaagpaden) gemaakt. Op sommige plaatsen lagen bruggen, zoals bij huize de Beekhof; elders waren er doorwaadbare plaatsen, zoals op de plaats van de huidige Veerbrug in de Schipbeeksweg en bij huize de Menop. Mogelijk is hierdoor ook de naam "Menop" ontstaan, waar de voerman zijn paarden met de kreet "Mèn op!" moest aanvuren om de oeverwal op te komen.

Schippercafés

Huize de Beekhof was vroeger bekend onder de naam de Schute en herinnert aan de dagen dat de schippers hier meerden om er de nacht door te brengen. Naast de Schute boden ook de boerderijen de Pothaar, de Bonte Os en de Scheperboer in Loo de schippers gelegenheid om iets te drinken, te eten of er te slapen. De Pothaar heeft anno 2012 een museale functie en beschikt over een replica van een zomp.
De jachtschute naar Haaksbergen loste elke donderdag bij de Beekhof onder andere suiker, jenever en koffiebonen. Deze los- en laadplaats tegenover de Beekhof, aan de Bathmense kant, werd ook gebruikt door de turfschippers die de turf uit het Bathmense Veen vervoerden. Als er een schip met turf aan de Schipbeek lag, gaf de schoolmeester dat via zijn leerlingen door aan de ouders, zodat er voorraad kon worden ingeslagen.

IJzerproductie

De ijzerhoudende grond, de oer, die vooral in de buurt van de Baarhorst in Loo werd opgegraven, werd per schip, de oerbok, naar de ijzermolen in Deventer gebracht. Op de heenreis had men de stroom mee, maar de thuisreis was heel wat moeilijker. Eén man trok de lijn over het jaagpad, de andere moest bomend de boot in het midden van de beek houden. Toen in 1888 de spoorweg gereedkwam, was het uit met het vervoer van oer over de beek; die ging voortaan met paardenwagens naar het station in Bathmen.

Waterschap de Schipbeek

In 1881 werd het waterschap de Schipbeek opgericht, dat zich ging richten op de waterbeheersing; de beek was geen vaarweg meer, maar zorgde nog wel voor veel wateroverlast voor met name de landbouw. In 1897 kwam een eerste verbetering tot stand, met een verkorting tussen Loo en de Wippert. Pas de verbeteringswerken van 1932-1933, met de bouw van de stuw bij de Wippert, maakten een einde aan de jaarlijkse overstromingen. Aan het einde van de 20ste eeuw ging het waterschap de Schipbeek op in waterschap Rijn en IJssel.