Stormvloed 1825

Een ramp van grote omvang

Tijd van burgers en stoommachines

Al eeuwenlang zorgde de Zuiderzee voor wateroverlast in het achterland. In februari van het jaar 1825 liet het monster zich weer in alle hevigheid zien. Tijdens een noordwester storm en tegelijkertijd een springvloed op 3 februari werd het water in de Zuiderzee tot abnormale hoogte opgestuwd. Er werden hoogten van 3,50 m boven NAP geregistreerd. Op vrijdag 4 februari werd in de morgen de hoogste waterstand gemeten en braken alleen al in Overijssel op tientallen plaatsen de dijken door. Een deel van Friesland, maar vooral Overijssel lag open voor het aanzwellende water. Verrassend en overrompelend snel drong het water Salland binnen. Op 4 februari om 5 uur 's middags werd het water in de Vecht zo hoog opgestuwd dat het in de gracht van kasteel Rechteren, dat buitendijks lag, tot 1 m boven normaal steeg. De Vechtdijken werden dan ook nauwlettend in de gaten gehouden. Men vreesde evenwel geen doorbraak, totdat men merkte dat het water in de sloten binnendijks zeer sterk steeg.

Watersnood

Doordat de dijken ten westen van Dalfsen, bij Hasselt en bij Zwartsluis, het begaven, viel het water met een omweg de bewoners in het Vechtdal in de rug aan. Het gebeurde allemaal met zo'n kracht, dat men later nog een aalkorf vanuit Schokland in Dalfsen terugvond. Ook ten zuiden van de Vecht, in de buurschappen Lenthe en Emmen, begon het water in de sloten te stijgen. Op de voormiddag van 4 februari spoelde het water over de dijk van de Nieuwe Wetering en 's avonds steeg het opnieuw door een dijkdoorbraak in de Maatgraven, waardoor de Marshoek, Emmen, De Horte, Mataram, Milligen, Den Aalshorst en Den Berg in één grote waterplas veranderden. Het ging hier echter minder overrompelend, zodat men meer tijd had de nodige maatregelen te treffen. Enkele inwoners, bij wie het water tot 1 m was gestegen en voor wie elk contact met de buren uitgesloten was, moesten met schepen geholpen worden. De mensen moesten voor zichzelf voorzieningen treffen om te kunnen overleven, hun hulpgeroep werd zelfs aan de andere kant van de Vecht gehoord. In het dorp Dalfsen, aan de noordkant omringd door de Gerner- en Ankummer Es, dachten de bewoners geen gevaar van de overstroming te duchten te hebben. Het water kwam echter via de uitgestoven zandwegen, de Koe-steeg, de Koekoekssteeg en de Oosterdalfsersteeg richting het dorp. In allerijl werden er dammen opgeworpen om het water een halt toe te roepen. Ook werd een dam opgeworpen vanaf de Ankummer Es naar de dijk nabij de Leemcule. Door deze opgeworpen dammen werd voorkomen dat het lage gedeelte van het dorp onder water kwam te staan.

Slachtoffers

Gerrit Hendriksen, een boer op De Bese, ging op 4 februari nog even poolshoogte nemen bij de dijk, maar doordat het water van achteren kwam, kon hij zijn huis niet meer bereiken. Zijn gezin vluchtte naar de zolder en zijn zeventienkoeien en zeven varkens waren reddeloos verloren en verdronken. Ook Jan Dorgelo, die aan de Ankummerdijk woonde en 's avond op bezoek was bij Ridderinkhof op Hofwijk, kon niet meer thuiskomen. Van hem verdronken vijftien koeien en 88 schapen. In Ankum en Gerner werden de mensen die avond zo snel verrast dat men nauwelijks zichzelf kon redden. Enkele boeren probeerden nog het vee dat op stal stond een hogere standplaats te geven door met allerlei materiaal, tot ongedorste roggeschoven toe, de stalvloer te verhogen. Een man van 55 jaar en een jongen van 11 jaar zijn in deze watermassa omgekomen.

Nasleep

Hier en daar stond het water de volgende morgen tot 1,40 m. De schout van Dalfsen beval de schippers van Dalfsen de Vecht af te varen en op de plaats, waar men de doorbraak vermoedde, met hun schepen achter de dijk proberen te komen om mensen hulp te bieden. Maar hun veronderstelling dat de plaats van de doorbraak de Nieuwe Verlaat bij Berkum was, bleek onjuist te zijn. Ze namen daar wel mensen mee aan boord om die stroomafwaarts bij Haarst af te zetten. Op die plaats konden ze wel naar binnen varen naar het achterland. De schippers waren op 5 februari de gehele dag en avond bezig mens en dier te redden. Op 6 februari konden de schepen door sneeuw, ijs en zakkend water geen dienst meer doen. Alleen het lage land bij De Bese in de Broekhuizen konden ze nog bevaren. Richting Nieuwleusen redden ze nog 40 mensen uit hun bouwvallige huizen. De hoogst gelegen huizen kwamen op 6 februari weer droog te liggen, terwijl men zich bij de laagst gelegen huizen pas op 8 februari weer rond het erf kon bewegen. Al met al zijn in de gemeente Dalfsen twee mensen verdronken en kwamen in totaal 84 koeien, 171 schapen en 43 varkens om het leven; ook werden 48 bijenvolken vernietigd. Veel huizen waren beschadigd en veel huisraad was verloren gegaan.