De splitsing van Holland en Nederland

Scharnierpunt 1840

In verschillende opzichten kan het jaar 1840 als het einde en het begin van een periode worden beschouwd. In dat jaar trad koning Willem I af en werd zowel de afscheiding van België als de opsplitsing van de provincie Holland in een grondwetswijziging geregeld. 1840 was ook het jaar waarin Thorbecke in het parlement aantrad; het zou niet lang duren voordat hij zijn stempel op een nieuwe tijd zou drukken.

Holland wordt Noord- en Zuid-Holland

In 1840 werd de toenmalige provincie Holland door gesplitst in Noord- en Zuid-Holland. Eigenlijk was er al sinds het begin van het nieuwe staatsbestel in 1814 sprake van twee provincies, want werd de provincie werd bestuurd door twee colleges van Gedeputeerde Staten en twee gouverneurs; één voor het noorden en één voor het zuiden. Bovendien vergaderden Provinciale Staten afwisselend in Den Haag en in Haarlem. Het argument voor de splitsing in een noordelijk en een zuidelijk deel was volgens het Kamerverslag dat de provincie Holland 'bij vergelijking met alle andere te groot was in uitgestrektheid, bevolking, rijkdom en opbrengst'. Ter indicatie: in 1840 woonde ruim 36% van de Nederlandse bevolking in Holland.

Naar een nieuwe tijd

Een ander belangrijk symbool van de nieuwe tijd betrof de eerste spoorverbinding die in 1839 tussen Amsterdam en Haarlem in gebruik was genomen. En vanaf dezelfde tijd maakten de door de liberalen bevorderde vrijhandel en de komst van nieuwe technieken de weg vrij voor de industriële revolutie die hier, ruim later dan in Engeland en België, in de tweede helft van de 19e eeuw tot ontwikkeling zou komen. Van een overwegend agrarische samenleving begon de groei naar een moderne industriële maatschappij met grote steden en een zich snel ontwikkelende infrastructuur. Holland was daarvan onmiskenbaar het centrum. Het inwoneraantal van Zuid-Holland steeg tussen 1840 en 1900 van ca. 530.000 naar ca. 1.171.000. In Rotterdam en Den Haag groeide het inwoneraantal maar liefst met 253 en 183 procent.