Vensterplaat Buitenhuizen

  1. Vakantiehuis

    Dit is het buitenhuis Goudestein. Het ligt in Maarssen aan de rivier de Vecht. Tijdens een tochtje langs of over deze rivier kom je nog veel meer buitenhuizen tegen, ook wel buitenplaatsen genoemd. Het zijn de vakantiehuizen van steenrijke Amsterdamse kooplieden uit de zeventiende en achttiende eeuw. Het lijken wel paleizen!

    Vooral in de zomer wordt er veel gebruik gemaakt van de buitenhuizen. Amsterdam is in de zeventiende eeuw een erg drukke en vieze stad. Er bestaan dan nog geen vuilniswagens en riolen. Huisvuil, plas en poep... alles belandt gewoon op straat en in de grachten. Vooral in de broeierige zomerzon kan het er daarom erg stinken.

    In hun buitenhuizen kunnen de rijke families de drukke en vieze stad even ontvluchten en genieten van de ruimte, de natuur en de frisse lucht.

    Als het slechter gaat en de welvaart in Nederland afneemt worden de buitenhuizen te duur. Zo'n luxe huis en zo'n grote tuin onderhouden kost natuurlijk erg veel geld en dat is er niet meer. Veel Amsterdamse kooplui moeten hun buitenhuis verkopen.

    Gelukkig worden ze niet allemaal afgebroken. Er zijn er nu nog steeds heel veel. In de meeste buitenhuizen wonen nu geen gezinnen meer. Je vindt er kantoren van bedrijven.
    Sommige buitenhuizen zijn te huur voor een bruiloft of een feest.

  2. Aan het water

    Dit buitenhuis staat aan de Vecht. Aan deze rivier zijn in de zeventiende en achttiende eeuw ongeveer 200 buitenhuizen gebouwd. Als je nu deze statige buitenhuizen wilt bekijken, hoef je alleen maar de Vecht te volgen!

    De rivier de Vecht ligt tussen Amsterdam en Utrecht in. De meeste buitenhuizen uit de zeventiende en de achttiende eeuw staan aan deze rivier. Dat is niet toevallig! Een buitenhuis aan het water is niet alleen erg mooi, maar ook erg handig. De rijke koopmanfamilies nemen zoveel spullen mee, dat ze met een trekschuit (boot) naar hun buitenhuizen moeten afreizen. Over de Vecht is het vanuit Amsterdam maa een paar uur varen en dan ben je er.

  3. Een grootscheepse verhuizing

    Vanuit de stad Amsterdam reizen de rijke koopmansfamilies met volgeladen trekschuiten naar hun buitenhuizen. Je kunt er veel mee vervoeren. Dat is handig, want de rijke kooplieden nemen vaak heel veel spullen mee naar hun buitenhuis. Van theeservies en borden, tot boeken, biljarttafels en hengels. Alles gaat mee op de trekschuit.

    In de zeventiende eeuw is de trekschuit een belangrijk vervoermiddel. Een trekschuit is een boot die door een paard, dat op de wal loopt, wordt voortgetrokken.

    De trekschuit is er niet alleen maar voor rijke gezinnen. Ook veel gewone mensen maken gebruik van de trekschuit. Het is in die tijd de makkelijkste manier om mensen en spullen te vervoeren.Er worden daarom in die tijd veel kanalen aangelegd waar de trekschuit over kan varen. Deze kanalen noemen we 'trekvaarten'. Op deze trekvaarten mogen alleen trekschuiten varen, geen grote schepen.

    Een trekschuit gaat niet zo heel snel. Hij gaat maar drie of vier kilometer per uur. De schipper moet zich wel houden aan een dienstregeling. En dat doet hij heel nauwkeurig. De schipper wacht niet op mensen die te laat zijn.

    Lange tijd blijft de trekschuit een populair vervoermiddel. Totdat in negentiende eeuw de trein wordt uitgevonden. Treinen gaan veel sneller dan de trekschuit, daarom wordt die steeds minder gebruikt.

  4. Tuinen

    Ook de tuinen die bij de buitenhuizen horen zijn prachtig. Er wordt veel tijd besteed aan het aanleggen van de tuinen. Iedereen wil een tuin om jaloers op te worden. Daarom is de ene tuin nog mooier en groter dan de andere. Het lijken het wel parken!

    De ontwerpers kijken bij het bedenken van de tuinen goed naar de Franse tuinen uit die tijd. Deze tuinen zijn heel populair in de zeventiende eeuw. De Franse tuinen hebben vaak rechte lijnen en hoeken.

    De Hollanders mixen de Franse stijl met hun eigen ideeën. Zo versieren de Hollanders de tuinen veel meer en zetten er bijvoorbeeld theehuisjes in. Er kwamen ook vijvers, kanaaltjes, fonteinen en doolhoven in de tuinen. Zo ontstaat de siertuin in Hollandse stijl.

    Naast een mooie siertuin is er op het landgoed ook een moestuin, een kruidentuin en een boomgaard aanwezig. Zo kan de tuinman van de familie eigen kruiden en groenten verbouwen. Ook worden er vissen in de vijvers uitgezet zodat er in gevist kan worden.

    Veel van deze tuinen zijn nog steeds te bewonderen. Ze zijn zo goed onderhouden dat we er nu nog doorheen kunnen wandelen.

  5. Kopje thee?

    Dit is een theekoepel. Theekoepels zijn een Nederlandse uitvinding. Het is een apart huisje in de tuin van het buitenhuis waar thee wordt gedronken. In die tijd is thee heel duur omdat het helemaal uit China moet komen. Daarom drinken alleen heel rijke mensen thee. Door een theekoepel in je tuin neer te zetten kun je aan iedereen laten zien hoe rijk je bent.

  6. Een gouden eeuw

    De meeste buitenhuizen zijn gebouwd in de zeventiende eeuw. Die eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd. Nederland is dan handelsland nummer één en een van de rijkste landen ter wereld. Nederlandse kooplieden varen met schepen de hele wereld over op zoek naar kostbare goederen die ze voor veel geld kunnen verkopen.

    Vooral in Amsterdam wonen veel rijke kooplieden. Het grootste deel van het jaar wonen ze in statige grachtenpanden. Daar staan ook de pakhuizen waar de kooplieden hun handelswaar opslaan. Ze handelen in graan en wol en ook in koffie, thee, suiker en specerijen. Daar verdienen ze enorm veel geld mee.

    De rijke kooplieden hebben geld genoeg om aan de rivier de Vecht een tweede huis te laten bouwen. Zo kunnen zij in de zomer de drukke, stinkende stad ontvluchten. In hun buitenhuizen genieten ze van de ruimte, de natuur en de frisse lucht.

  7. Pruikentijd

    Je ziet het echt goed... deze man draagt een pruik! Dat is in de achttiende eeuw heel normaal voor rijke mensen, ook voor mannen. Daarom noemen we de achttiende eeuw ook wel de Pruikentijd.

    In de achttiende eeuw gaan de mensen niet onder de douche. En in bad gaan doe je alleen op doktersadvies. Je wast alleen af en toe je gezicht, je handen of voeten. Wat een stank moet dat geweest zijn! Maar de rijke mensen hebben een oplossing tegen vieze geurtjes. Ze gebruiken parfum. Héél veel parfum!

    Een andere oplossing is de pruik. Deze pruik zetten de rijke mensen over hun vieze, vettige haren. Een pruik is schoon en zit altijd goed in model. Mannen, vrouwen en soms zelfs kinderen…allemaal zetten ze een pruik op. Zo zien ze er altijd prachtig uit!

  8. Familie Huydekoper

    Dit is Joan Huydekoper, een rijke koopman uit de zeventiende eeuw. Zijn familie laat een van de eerste buitenhuizen in Nederland bouwen. Zij kopen een stuk land in Maarssen. In 1628 laat Joan op die plek het buitenhuis 'Goudestein' bouwen. In 1754 wordt dat weer afgebroken en vervangen door een nieuw paleisje. Dit staat er nu nog steeds.

    Het luxe leven van de rijke koopmanfamilie Huydekoper gaat in hun buitenhuis gewoon verder. Alleen hebben ze nu geen last meer van stank en drukte van de stad. De kinderen kunnen hier buitenspelen in de grote tuinen en pootje baden in de vijvers.

    Vader Huydekoper moet af en toe weer terug naar de stad om te werken en geld te verdienen. Maar vaak blijven er genoeg mensen over om een leuke vakantie mee te hebben. Vrienden, familie maar ook schrijvers en kunstenaars worden uitgenodigd om langs te komen. De vrouwen kunnen thee drinken in het theehuisje en de mannen kunnen op vinkenjacht.

    Ook worden er chique feesten en dure etentjes georganiseerd. Het is daarom heel belangrijk hoe het huis er van binnen uitziet. De mensen die worden uitgenodigd moeten aan de inrichting zo goed mogelijk kunnen zien hoe rijk de familie is.

    Tot ver in de 20e eeuw is het paleis in het bezit gebleven van de familie Huydekoper. In 1955 heeft de gemeente Maarssen het gekocht en verbouwd tot gemeentehuis.