Watersnood

De dreiging van het water

De bekendste watersnoodramp in Nederland is die van 1953, toen grote delen van Zeeland en Zuid-Holland onder water kwamen te staan. Eemland en de Gelderse Vallei kampten ook al eeuwen met het gevaar van overstromingen. In 1916 vond de laatste grote watersnood in Eemland plaats. Die januarimaand was erg stormachtig, waardoor veel water uit de Noordzee richting de Wadden werd gestuwd. Vervolgens stroomde het de Zuiderzee in. Een ongunstige wind stuwde het nog verder omhoog, waardoor in de nacht van 13 op 14 januari de dijken op vele plaatsen doorbraken. De golven waren meer dan drie meter hoog. Eemnes, Baarn, Hoogland en ook Amersfoort kwamen voor een deel onder water te staan. Bunschoten was geheel overstroomd. De vanwege de Eerste Wereldoorlog onder de wapens geroepen militairen verleenden overal bijstand. Ze redden mensen en vee, deelden noodrantsoenen uit en verstevigden en repareerden dijken.

Honderden koeien en varkens kwamen om, samen met duizenden kippen en veel andere dieren. De schade was enorm. Sommige lager gelegen gronden vielen pas na drie weken weer droog. Alsof dat nog niet genoeg was, bracht februari een nieuwe storm. Dit keer was het water veel zouter en de landerijen die nu overstroomden, werden door het zeewater flink aangetast en brachten die zomer nauwelijks geschikt hooi op. Daardoor dreigde een tekort aan veevoeder. De overheid gaf de boeren toestemming hun vee aan Duitsland te verkopen. Dat was gevaarlijk, want de Eerste Wereldoorlog was in volle gang en neutraal Nederland mocht geen handeldrijven met een van de oorlogvoerenden. Maar het alternatief was dat het vee zou verhongeren.

Deze stormvloed, die ook in Noord-Holland veel schade veroorzaakte, gaf de doorslag voor aanleg van de Afsluitdijk, de Noordoostpolder en de Flevopolders in de voormalige Zuiderzee. In 1918 werd de Zuiderzeewet aangenomen, die voorzag in de afsluiting van deze binnenzee. In 1932 werd de Afsluitdijk voltooid en was het gevaar van een overstroming door opstuwend zeewater bezworen. Nadeel was dat de Zuiderzee, nu IJsselmeer, niet langer meer zout was. Dit luidde het einde in van de Spakenburgse visserij.