Ruilverkavelingswet

De ruilverkavelingswet van 1921 maakt het mogelijk delen van het platteland te herinrichten om een betere en efficiëntere landbouw mogelijk te maken. In 1938 komt een herziene ruilverkavelingswet die duidelijk gericht was op de belangen van de landbouw. In 1954 komt een nieuwe wet die naast de landbouwbelangen ook die van natuur en landschap op het oog had. Onder deze wet komen de grootschalige ruilverkavelingen zoals die van Anloo, Vledder, Havelte en Nijeveen tot stand. Ze zijn gericht op het verbeteren van de externe productie en worden gekenmerkt door onder meer rechte kavels.

De nieuwe Landinrichtingswet van 1985 heeft een andere invals-hoek en vertegenwoordigt een veranderde zienswijze t.a.v. de landschapsinrichting. Verplicht advies landschapsbouw, kavelruil, plan van wegen en waterlopen, schaalvergroting, nieuwbouw boerderijen

Grotere kavels, nieuwe rechte wegen en nieuw gebouwde boerderijen zorgen voor een 'rationeel' landschap. Dat vertoont vaak veel kenmerken van het oorspronkelijke landschap, dankzij versterking van de oude karakteristieken, zoals boomlinten, dijkjes en bosschages. In sommige gevallen zijn zulke kenmerken echter uitgewist en heeft een letterlijke vervlakking van het beeld de overhand gehad. Vooral dit laatste heeft zich in de hoofden van velen genesteld, terwijl het eerste veel frequenter voorkomt.


Na de Tweede Wereldoorlog ziet men in dat modernisering van de landbouw niet beperkt kan blijven tot verbetering van de bedrijfsmatige omstandigheden van individuele agrarische bedrijven of lokale gemeenschappen. De aandacht richt zich dan ook op de sector als geheel. Met als niet altijd expliciete doelen het opheffen van kleine en daardoor niet meer levensvatbare boerenbedrijven, het verbeteren van de voorzieningen op het platteland en van de maatschappelijke positie van de boer en zijn gezin. Schaalvergroting en mechanisering worden hierbij belangrijke thema's.

Ruilverkaveling wordt niet overal en altijd met open armen ontvangen. Immers, het opheffen van de kleine bedrijven kan leiden tot verlies van inkomen en zelfstandigheid, dan wel tot gedwongen overstap naar een ander beroep. Ook de spanning tussen het agrarische belang en de belangen van natuur en landschap leidt soms tot heftige reacties. In een enkel geval zelfs tot gewelddadige uitbarstingen met politie-ingrijpen. Echter, de meestal aantoonbaar gunstige resultaten kunnen uiteindelijk vrijwel alle boeren overtuigen van het nut en de noodzaak van de ingrepen. Dat maakt de weg vrij voor grootscheepse toepassing.