Winkel aan huis

Venster 48: Geschreven door Jan Snatersen

Zodra mensen in grotere verbanden leefden, waren er mannen en vrouwen die zich toelegden op één vaardigheid. Langzamerhand specialiseerde men zich en bestond de samenleving meer en meer uit boeren, vissers, ambachtslieden, handelslui en marktlieden. Hieruit ontwikkelde zich op den duur kleine winkeltjes waarin de bakker zijn brood en de slager zijn vlees verkocht. Of het nu in de voorkamer van een arbeiderswoning toen of in een modern winkelcentrum nu is, winkelen was en is niet alleen een activiteit om je van allerlei goederen te voorzien, maar ook een bron van gezelligheid en mensen ontmoeten.

Dorpswinkeltjes

In het begin van de vorige eeuw had men in een buurt vaak een concentratie van winkels met de eerste levensbehoeften. Het waren kleine winkels, klein in oppervlakte en omzet en beperkt in assortiment. Een groot klantenbestand kon men in het geheel niet aan, houdbaarheid en gekoelde opslag beperkten de mogelijkheden in de winkels en huishoudens. Religie speelde een rol bij waar je je inkopen deed: men kocht bij voorkeur bij winkeliers van hetzelfde geloof.

De middenstand in de dorpen had een eigen gezicht: kleurrijke mensen die gewend waren om lange dagen te maken. De winkelier ging naar de mensen in plaats van andersom maar men kon ook na sluitingstijd achterom komen voor ‘een kopje suiker’.

Dit bleef zo tot na de Tweede Wereldoorlog. Langzamerhand verdwenen de winkels aan huis en op den duur zelfs de kleinere winkels. Beter gesorteerde en vaak goedkopere supermarkten en warenhuizen namen hun plaats in.

Veel veranderd

Tot halverwege de 20e eeuw bestond er een type winkel dat totaal is weggevaagd: een koopman die met zijn waar in bakfiets of hondenkar langs de huizen ging. Zijn vrouw verkocht de waar vanuit huis. Kruideniers waren veel tijd kwijt met het ‘horen’, het aan huis opnemen van de boodschappen om ze daarna thuis te bezorgen.

In de jaren ’60 ontbrandde een andere strijd: die om het grootste assortiment en het meest comfortabele winkelen. Een deel van de koopwaar kon de klant zelf pakken, een ander deel werd nog steeds van achter de toonbank verkocht. Ook in deze jaren verdwenen veel kleine zelfstandigen, anderen sloten zich aaneen in inkoopcombinaties als de Coöp, Spar en Vivo.

Benthuizen

Arie van den Berg, die in Zoetermeer (Zegwaartseweg) woonde en in Benthuizen naar school ging vertelt:

“Elke maandag kregen we een vierduitstuk (2½ cent) of een paar centen mee naar school voor de zending. Dat geld moesten we in een nikkertje stoppen, een hele grote spaarpot. Het  kostte strijd om die paar centen daadwerkelijk naar school te brengen, vooral als je je stond te vergapen voor de winkelruit van het befaamde snoepwinkeltje van Dien Verheul waar je voor 1 cent het lekkerste snoep uit mocht zoeken”. Hij herinnerde zich dat Dien steevast vroeg: “Heje sante bieje”?

(Zie afbeelding 48.1.)

Weduwe E. (Betje) Verheul – Van den Dool startte in 1922, na het overlijden van haar man, een kleine kruidenierswinkel op de plek waar later de parkeerplaats kwam van het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente. Zoon Jan haalde de bestellingen op en bezorgde de boodschappen. Hij was inventief en ondernemend. Later startte hij een fabriek, die in de volksmond bekend was als de “Puddingfabriek” of “Hocus Pocus fabriek”.

Andere kleurrijke winkeliers: fietsenmaker Jaap Vis, werkte eerst bij zijn vader die smid was. Hij besloeg geen paarden, want daar was hij bang voor. Kees van de “Groentefamilie Bregman”, ging langs de deur om allerlei waar te verkopen, waaronder vis, zo ontstond zijn bijnaam: “Kees de Bokkum”.

Van der Bijl

In 1866 trof een cholera-epidemie Benthuizen, bakker Cornelis Flink behoorde tot de slachtoffers. Gerrit van der Bijl uit Koudekerk werd in 1867 de nieuwe bakker. Vier generaties (Gerrit, Arie, Gerrit en als laatste Joop), 115 jaar lang zouden ze in Benthuizen brood bakken. In het begin werden niet alleen bakkersproducten verkocht, maar ook kruidenierswaren, serviesgoed, petroleum en klompen. Daarnaast was de familie van der Bijl al sinds 1872 postkantoorhouder. Dochter Neeltje was in 1963 de laatste, zij kende alle telefoonnummers van Benthuizen in die tijd uit haar hoofd. De vijfde generatie koos voor een ander beroep en in 1982 hield Joop het voor gezien.

(Zie afbeelding 48.2.)

Hazerswoude

Veel ‘Dorpers’ kennen weduwe A. Kroon, Zij woonde in het  “ Oude Raadhuis”  en verleende stalling aan de boeren die met hun paard en wagen ter kerke gingen. Ze verzorgde hun terwijl haar man met zijn kar de wijk in trok om melk te verkopen. Daarnaast werkte zij in het café. WELK CAFE???\

Van der Linde ‘Mode & Lingerie’ is al ruim 80 jaar een begrip in Hazerswoude en omgeving voor (onder-) mode voor dames, heren en kinderen. Hun motto: “Kwaliteit en service staan bij ons hoog in het vaandel”. De winkel was voorheen van C. van Aalst.

(Zie afbeeldingen 48.3., 48.4., 48.5. en 48.6.)

Jan Borst en Anna Boere bouwden samen met broer Henk in 1927 een dubbel woonhuis. Jan en Anna starten in hun huis een winkel in rookwaren. Al snel verkochten ze daarnaast ook kerkboekjes, rozenkransen en wijwaterbakjes. Voor Sinterklaas werden ook chocoladeletters verkocht.

Vanwege ruimtegebrek werd de voorraad onder de bedden van de kinderen opgeslagen, die er dan ook wel eens van snoepte. Tot ongenoegen van pa en ma natuurlijk. De kinderen gingen zaterdags gewoon in de winkel in de teil omdat er in huis geen ruimte was.

Anna bestierde de winkel en het huishouden en Jan was boerendaggelder en melkcontroleur. Hij werkte bij Scholtes Vleeswaren en had ook nog een krantenwijk. Toen ze later kruidenierswaren gingen verkopen, bezorgde Jan de boodschappen. Dat deed hij ook bij een goede klant in Langeraar, onderweg op de fiets bad hij dan zijn rozenkrans. In Langeraar legde hij een kaartje en dronk hij een borreltje voordat hij huiswaarts keerde.

Zoon Jos nam in 1968 de winkel over. Jan en Anna gingen in de Groenestein wonen. Ook Jos werkte naast de winkel 4 dagen in allerhande beroepen. De winkel werd door zijn vrouw gerund totdat deze op 11 november 1977 de deuren sloot waarmee een stukje Groenendijkse geschiedenis werd afgesloten.

(Zie afbeelding 48.7.)

Van Kempen

In 1910 kwam Jan van Kempen uit Heenvliet naar Koudekerk. Hij begon aan de Hoogewaard een bakkerij met winkel, die nog steeds op dezelfde plek is gevestigd. Na het overlijden van Jan in 1931 werd de zaak voortgezet door zoon Piet, dochter Jannetje en aangenomen dochter Cok. In 1970 zette Kees van Ginhoven, die het vak leerde bij bakker Voorma, de bakkerij onder dezelfde naam voort.

Kees vertelde eens: “Piet was een rauwe vent, maar met een gouden hart”. Helaas is Kees na een slopend ziekbed, veel te jong overleden. Zijn vrouw Mary en zoon Niels zetten vandaag de dag  de zaak voort, ook als ‘Bakkerij Van Kempen’.