De Joodse begraafplaats

Een verdwenen bevolkingsgroep

Tijd van pruiken en revoluties

Even buiten het stadscentrum van Ommen aan de A.C. van Raaltestraat ligt de Joodse begraafplaats. Op één van de grafstenen staat in het Hebreeuws het jaartal 5507 te lezen, dat overeenkomt met 1747 in onze jaartelling. Eerdere vermeldingen van de aanwezigheid van Joden in Ommen dan op deze steen zijn niet bekend. Dat is niet zo verbazingwekkend. Voordien waren veel steden voor Joden verboden terrein. In Ommen zal het waarschijnlijk niet anders zijn geweest. Er heersten sterke antisemitische gevoelens. De algemene opvatting was dat Joden een gevaar vormden voor de samenleving. In de loop van de 18de eeuw werd het vestigingsverbod in steeds meer steden opgeheven. Zo gebeurde het dat in die periode ook enkele Joden zich in het stadje aan de Vecht vestigden. Ze kregen ook toestemming om hun doden te begraven op een eigen begraafplaats net buiten de stadspoort.

Hoogduitse Joden

De grafstenen zeggen ook iets over de oorsprong van de Ommer Joden. De overledenen zijn begraven volgens de Asjkenazische traditie: alle graven hebben rechtopstaande stenen. Het Hebreeuwse woord Asjkenaz betekent Duitsland. De Joodse Ommenaren waren oorspronkelijk afkomstig uit Oost-Europa. Deze zogenaamde Hoogduitse Joden spraken Jiddisch, in tegenstelling tot de Sefardische Joden van het Iberisch schiereiland, die Spaans en Portugees als voertaal hadden. Graven van Sefardische Joden hebben liggende grafstenen.

Synagoge

De begraafplaats aan de Van Raaltestraat vormt met niet meer dan dertig grafstenen een indicatie van de geringe omvang van de Joodse gemeenschap in Ommen. Begin van de 19de eeuw telde Ommen amper twintig Joodse inwoners. De bloeiperiode van de gemeenschap lag rond 1869 toen hun aantal was gegroeid tot 72 leden. In 1853 was een kleine synagoge op de hoek van de Middenstraat en Varsenerstraat in gebruik genomen. De "jeudenkarke", zoals de Ommer bevolking de synagoge noemde, fungeerde als bijkerk van de hoofdsynagoge in Zwolle. Vóór de bouw van de synagoge werden de sabbatvieringen in een Joodse huiskamer gehouden.

Onderwijs

De synagoge bood ook ruimte voor Joods onderwijs. Aan de achterzijde van de synagoge was een schoollokaal gebouwd. In deze sjoel kregen de kinderen onderwijs in de Joodse leer en tradities. Omdat de joodse gemeenschap klein was, werd er een ongetrouwde onderwijzer aangesteld. Deze verdiende immers minder dan een getrouwde onderwijzer die een gezin moest onderhouden. De onderwijzer woonde niet in Ommen. Het verhaal gaat dat het turfhok, met een afmeting van 1 bij 1½ m, dienst deed als bedstee wanneer de onderwijzer in Ommen overnachtte.

Vermoord

Toen Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd bezet, brak er een verschrikkelijke periode aan voor de Joodse gemeenschap. Joden kregen steeds meer vrijheidsbeperkingen opgelegd. In november 1942 werden 32 Joodse inwoners van Ommen op transport gesteld naar kamp Westerbork. Opvallend genoeg waren de Joden van tevoren door de Joodsche Raad in Enschede gewaarschuwd voor deportatie. Maar de tijdig ondergedoken mensen gaven zich na dreigementen van gijzeling van andere Ommenaren alsnog aan bij de politie. De meeste Joodse Ommenaren werden vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibor in Oost-Polen getransporteerd. Zij stierven door gasverstikking. Slechts vier Joden uit Ommen overleefden de oorlog. Ook dertien Joodse kinderen die op de Quakerschool op landgoed Eerde verbleven en daar werden opgeleid voor een leven in Palestina, werden gedeporteerd en vermoord. In Arriën bevond zich in 1942 een "werkkamp" waarin 96 veelal Amsterdamse Joodse mannen werden ondergebracht, als voorbereiding op hun wegvoering naar Westerbork en de vernietigingskampen.

Ter herinnering

Tijdens de bevrijding van Ommen op 11 april 1945 werd de synagoge zwaar beschadigd. 2 jaar later werd de synagoge als bijkerk opgeheven. Het was een formaliteit. Ommen kende geen Joodse inwoners meer. In 1951 werd de synagoge afgebroken. Daarmee kwamen 2 eeuwen Joods leven in Ommen ten einde. Het enige wat nog aan hen herinnert is de Joodse begraafplaats. In 1982 werd daar een gedenkteken onthuld, "ter herinnering aan de Joodse inwoners van de gemeente Ommen - gedeporteerd en overleden 1940-1945". Soms ligt er een steentje op één van de graven of op het gedenkteken. Het is namelijk een joodse traditie om bij het bezoek aan een graf een steentje achter te laten als teken dat de doden niet vergeten worden.