De Grote Kerk

Een eigen plek

Tijd van regenten en vorsten

Weer, wind en beesten

In de 17de eeuw kwamen er steeds meer mensen in Nieuwleusen wonen. Toch had het dorp nog geen eigen kerk. In 1663 kreeg het dorp een eigen predikant: Arnoldus van Bercum. De kerkdiensten vonden in die tijd plaats in een boerderijschuur van het Oosterveen. Geen prettige plek, zo kunnen we in geschriften uit die tijd lezen. De mensen hadden last van "weer, wind en beesten".

Eigen kerk

Het was tijd voor een echte kerk, vonden de inwoners van Nieuwleusen. Op de plek die nu Kerkenhoek heet, werd een nieuwe kerk gebouwd. Die was in 1672 klaar. Herman Roelink, een rijke inwoner van het dorp, betaalde voor de preekstoel. Als dank kreeg het familiewapen van Herman en zijn vrouw Elisabeth Machteld een plek op de preekstoel. De bewoners van havezate Het Oosterveen zamelden geld in voor de kerkklok.

Kerk te klein

In de 19de eeuw woonden er zoveel mensen in Nieuwleusen, dat niet iedereen een zitplaats had in de kerk. Het was tijd voor een grotere kerk. In 1829 werd de oude kerk afgebroken en begon de bouw van de Grote Kerk. In 1830 hadden alle inwoners weer een eigen zitplaats in de kerk. De Grote Kerk is nu het oudste openbare gebouw van Nieuwleusen.