Wederdopers, mennisten en doopsgezinden

Rond 1530 waait er een nieuwe wind door de Zaanstreek. Nadat er al ketterse gedachten over de kerk en de sacramenten de ronde deden bereiken nu de ideeën van Melchior Hoffman onze contreien. Melchior en de zijnen verkondigen dat de wereldse overheid, de katholieke kerk en de kinderdoop hebben afgedaan. Dat weldra een nieuwe wereldorde zal aanbreken: het Koninkrijk Gods op aarde. In dit Godsrijk zal geen rijkdom en geen armoede meer bestaan, de liefde zal er regeren en de mensen zullen er in vrede leven. Geloven alleen is niet voldoende: de "zusters en broeders" moeten zich van het boze en zondige aardse bestaan afzonderen en zich daadwerkelijk richten op een nieuwe levenswandel in afwachting van de verlossing.

Waarschijnlijk al in 1531 en zeker in 1533 en 1534 laten honderden mensen in alle Zaanse dorpen zich opnieuw dopen als teken dat zij het nieuwe leven hebben aangenomen. Zij noemen zich bondgenoten, hun tegenstanders spreken van wederdopers. In maart 1534 komt het bericht dat in de stad Münster in Westfalen het Godsrijk is begonnen. Honderden Zaankanters laten alles in de steek en gaan met schepen over het IJ en de Zuiderzee op weg naar Münster. Er gaan ook wapens mee om de stad desnoods met geweld te helpen. De tocht wordt een rampzalige mislukking. Bij Haarlem, Amsterdam en Genemuiden worden alle schepen aangehouden. Weliswaar mogen de meeste bondgenoten weer naar huis, maar zij moeten wel boete doen: eerst biechten, en dan in een wit linnen boetekleed op blote voeten een kaars offeren voor het katholieke altaar. Sommigen kunnen vluchten, naar Danzig of nog verder. Wie zijn geloof niet herroept blijft net als de leiders gevangen en wordt onthoofd of verbrand. Dit lot treft 13 Zaankanters. Daarnaast kennen we de namen van rond de 250 Zaanse spijtoptanten die gratie krijgen.

Na 1540 bezoekt een nieuwe voorman onze streek: Menno Simons. Hij keert zich fel tegen het gebruik van geweld en versterkt de organisatie van de zusters en broeders in zelfstandige gemeenten van gelovigen. Menno krijgt onder de Zaanse bevolking grote aanhang en de zwaar aangeslagen beweging van de bondgenoten verandert in een beweging van mennisten. Zij zijn in de Zaanstreek veruit in de meerderheid naast groepen die de katholieke kerk trouw blijven.

Onder de mennisten is er al gauw onenigheid over de juiste koers. Door scheuringen rond 1555 en in 1567 ontstaan in veel Zaanse dorpen zelfs meerdere gemeenten van uiteenlopende signatuur, bijvoorbeeld Waterlandse, Friese en Vlaamse mennisten. Deze benamingen zijn partijnamen; zij hebben niets te maken met de herkomst van de gemeenteleden. De Waterlanders noemen zich bij voorkeur "doopsgezind", wat later de algemene benaming is geworden.

Na 1566 ontstaan er kleine gereformeerde gemeenten. Daarna neemt door immigratie eerst het aantal gereformeerden en later het aantal katholieken flink toe. In de 18de eeuw zijn de doopsgezinden alleen nog in Wormerveer in de meerderheid. Toch drukken zij nog een stempel op de hele streek omdat onder de doopsgezinden meer welvarende kooplieden voorkomen dan onder de andere geloofsrichtingen. Zelfs in de 19de eeuw zijn de doopsgezinden, inmiddels een kleine minderheid, nog prominent in de handel en industrie vertegenwoordigd.