Kaas, bier en linnen

Tijd van steden en staten

Bedrijvigheid in Alkmaar en Haarlem en omgeving

In de 16e en 17 eeuw was er veel bedrijvigheid in Kennemerland. Er werd volop kaas, bier en linnen gemaakt. Deze producten waren in binnen- en buitenland beroemd en bekend. Alkmaar staat nog steeds bekend om zijn kaas. Maar in de stad werd ook al vanaf de 16e eeuw ook bier geproduceerd. Maar het beste bier kwam uit Haarlem. Net als het linnen dat in Haarlem en de omgeving van Haarlem gemaakt en gebleekt werd.

Kaasstad Alkmaar

Als je aan Alkmaar denkt denk je aan kaas. De bijnaam van Alkmaar is dan ook de kaasstad. Al eeuwenlang wordt er kaas verhandeld in Alkmaar. In de 17e eeuw werden de Beemster en Schermer ingepolderd. Dit zorgde voor duizenden hectare nieuwe weidegrond. Overal graasden koeien en die zorgden voor melk. En van melk word kaas gemaakt. Het kaasmaken gebeurde op boerderijen en later in fabrieken.

Een record

Er wordt veel kaas verhandeld op de kaasmarkt in Alkmaar. In 1648 vestigde de kaasmarkt een absoluut record. Er werd maar liefst een half miljoen pond kaas aangevoerd en verhandeld. Dit gebeurde op één vrijdagse en een zaterdagse markt. Bij de kaasmarkt horen allerlei speciale tradities. Dit kun je zien als je op een vrijdag van april tot september de kaasmarkt bezoekt.

Bier in Haarlem

Vroeger rond 1400 dronk iedereen bier, ook kinderen. Van water kon je ziek worden en bier was wel veilig om te drinken. Al vanaf 1417 werd er bier gemaakt in Haarlem. Uit dit jaar is het eerste bierkeur bekend. Voor het stadsbestuur was de kwaliteit van het bier erg belangrijk. Bier was een belangrijk exportproduct en in de vijftiende en zestiende eeuw de voornaamste bedrijfstak in de stad. Bij het Haarlems bier werd hop gebruikt. Dit zorgde ervoor dat het bier lekkerder was en lang goed bleef. Ook maakten de bierbrouwers gebruik van het duinwater. Dit was schoon en volop aanwezig. Het duinwater werd gehaald uit de speciaal gegraven Brouwerskolk. En naar de stad vervoerd met waterschuiten. Ook in Alkmaar werd er bier gebrouwen. Dit was op veel kleinere schaal en daarom voerden de Alkmaarders ook bier in uit Haarlem.

Linnen

Een andere belangrijke bedrijfstak was de linnennijverheid en de blekerijen. Vanaf 1600 werkten er duizenden mannen, vrouwen en kinderen in de linnenindustrie. Thuis weefden ze in opdracht van de linnenfabrikant stroken linnen. Die stroken gingen naar de blekerijen. Door het linnen onder te dompelen in baden van karnemelk en loog werd het gebleekt. Nu moest het linnen drogen op bleekvelden. Overal in de buurt van Haarlem waren die te vinden. Bij Heemstede, Bennebroek, Aerdenhout, Overveen, Bloemendaal en Santpoort. Bij het drogen op de bleekvelden werden de stroken linnen uitgespreid en nat gehouden. Ook hierbij werd er gebruik gemaakt van het schone duinwater. Het linnen droogde in de zon en de zuivere duinlucht. Hierdoor werden ze smetteloos wit.

Overal bekend

Uit andere steden kwam er ook linnen naar Haarlem toe. Dit werd in Haarlem gebleekt. Deze nieuwe stoffen kregen de naam 'Haarlemmer Bleek'. Een belangrijke rol bij het bleken speelden de vluchtelingen uit Zuid-Nederland. Zij verbeterden de bleektechniek van de karnemelk en loogbaden. Ook hadden zij kennis over hoe je damast kon vervaardigen. In het damast werden allerlei patronen ingeweven. Ook het damast werd gebleekt. Het damast stond heel goed bekend. Het werd gebruikt als tafellakens bij bijna alle Europese vorstenhuizen. En er werd heel veel geld voor betaald.

Verval

Na 1650 werd het linnen geweven op het platteland, onder meer in Brabant. Dit was veel goedkoper dan in Haarlem. De Haarlemse wevers bleven nog wel het damast weven. Er kwam dus minder werk voor de wevers. Ook het werk voor de blekerijen nam af. De karnemelk- en loogbaden werden vervangen door chemische baden. Veel blekerijen moesten sluiten. In 1850 waren er rond Haarlem nog maar zeven blekerijen over. De blekerij Gehrels sloot als laatste in 1938. De blekerij is nu nog te zien in het Openlucht Museum in Arnhem. Ook voor de Haarlemse en Alkmaarse bierbrouwers liepen de inkomsten terug. Er kwamen producenten die goedkoper bier brouwden. In de achttiende eeuw nam de binnenlandse bierconsumptie af. Mensen gingen meer koffie en thee drinken. Voor veel brouwerijen betekende dit het einde van hun bedrijf.