Engels-Russische invasie

Tijd van pruiken en revoluties

Uit het duinzand tussen Bergen, Castricum en Wijk aan Zee komt soms nog een achttiende-eeuwse uniformknoop of musketkogel tevoorschijn. En een enkele keer een menselijk skeletfragment. Het zijn stille getuigen van de grootste, bloedigste en tegelijk meest vergeten veldslag die ooit op Noord-Hollandse bodem is uitgevochten. Frans-Nederlandse troepen stonden in september en oktober 1799 tegenover een sterk Engels-Russisch invasieleger. De duinen van Noord-Kennemerland waren het toneel van de laatste en beslissende fase van de strijd.

De Nederlandse provincies waren op dat moment al een paar jaar een Franse satellietstaat, de Bataafse Republiek. Oranje-stadhouder Willem V was naar Engeland gevlucht toen de Franse revolutie die in 1789 in Parijs was uitgebroken, zich als een olievlek over Europa verspreidde. De Fransen werden bevochten door een coalitie van mogendheden onder aanvoering van Engeland en Rusland.

Een Engelse oorlogsvloot van 150 schepen zette in augustus 1799 op het strand bij Callantsoog een invasiemacht van meer dan 20.000 soldaten aan land. Zij kregen in de weken erna versterking van nieuwe eenheden en van een aantal Russische regimenten. Eerste doel was de vestiging van een sterk geallieerd bruggenhoofd op het vasteland en de verdrijving van de Fransen. Willem V zou vervolgens weer aan de macht worden geholpen.

Het eerste deel van de missie slaagde. De Engelse opperbevelhebber, de hertog van York, bezette Den Helder en de Bataafse vloot gaf zich al na vier dagen over. Maar bij de opmars naar het zuiden kregen de Engelsen onverwacht sterke tegenstand van het kleinere Frans-Bataafs leger onder de generaals Guillaume Brune en Herman Willem Daendels. Onder de bevolking bleek het enthousiasme voor de zelfbenoemde bevrijders en voor Oranje bovendien heel wat minder groot dan gedacht. De strijd golfde een aantal weken heen en weer. Op het hoogtepunt van de invasie hadden de Engels-Russische troepen heel Noord-Holland ten noorden van de lijn Egmond-Alkmaar-Hoorn in handen. Bij de gevechten waren in totaal ruime 65.000 man Britse, Russische, Franse en Nederlandse infanterie, grenadiers en huzaren van de lichte ruiterij betrokken.

Het drassige Hollandse polderland maakte geordende militaire operaties grotendeels onmogelijk. Generaal Daendels had bovendien voorbeidingen getroffen om het gebied boven Amsterdam onder water te zetten. De strijd spitste zich daarom toe in het duingebied. Op 19 september leverden de twee legers slag bij Bergen. Het dorp werd daarbij door de Russen ingenomen en geplunderd. Vanwege de gebrekkige communicatie met de Engelsen werden zij weer verdreven tot bij Petten. Een nieuwe poging van de geallieerden tijdens de slag bij Alkmaar op 2 oktober had meer succes. Engelse troepen slaagden erin langs het strand op te rukken tot Egmond aan Zee.

Het laatste grote treffen vond op 6 oktober plaats in de duinen bij Castricum. Het dorp kwam in Russische handen en wisselde in de loop van de dag verschillende keren van bezetter. Uiteindelijk zetten Bataafse huzaren een aanval in waarbij de Engelsen en Russen werden teruggedreven. De verliezen waren enorm. Aan Engels-Russische kant sneuvelden die dag ruim 2500 man, het Frans-Bataafse leger verloor bijna 1500 soldaten.

Op 14 oktober staakten de door malaria getroffen en gedemoraliseerde Engelsen en Russen de strijd. Vier dagen later verkreeg de hertog van York bij het Verdrag van Alkmaar een vrije aftocht. Honderden gesneuvelde Russen werden in Bergen begraven bij het Russenduin en bij het huidige monument op de hoek van de Russenweg en de Notweg. Na ruim anderhalve maand oorlogsgeweld bleef de Noord-Hollandse bevolking met de enorme schade zitten. Het herstel duurde jaren.