Landgoed ’t Rozendael

Heerlijk vertoeven rond een buitenhuis

Tijd van regenten en vorsten

Landgoederen hebben vaak een lange geschiedenis. Het tegenwoordige landgoed 't Rozendael is aanvankelijk een boerenerf geweest, waar een zogenoemde spieker is bijgebouwd. Door aankoop van gronden met boerderijen en vooral door vererving is een groot buitengoed ontstaan. Er zijn gebouwen bijgekomen, lanen, parken en bossen aangelegd, waar ook in onze tijd veel mensen van kunnen genieten.

Zoals zoveel andere landgoederen begint 't Rosendal, zoals het aanvankelijk heette, zijn geschiedenis als een "gewoon" boerenerf. De eerste vermelding dateert uit 1394. Daarmee behoort het evenals 't Crayenschot (Nieuwe Wetering) tot de oudste bij naam bekende erven van Heino. Niet verbazingwekkend, omdat het omgeven is door bouwkampen ‒ aan de huidige Bornweg ‒ die vermoedelijk nog veel ouder zijn. Beide erven hoorden bij de Bredenhorst (Molenweg), dat een erve was van de landsheer, de bisschop van Utrecht. Ze werden beheerd door de ridders van Voorst, daarna die van Haren en Rechteren.

Voor het ontstaan van het huidige landgoed is de relatie tussen de landsheer en zijn leenmannen van belang. De leenmannen moesten de pacht en de opgelegde belastingen, de tienden, voornamelijk in natura betalen. Dat wil zeggen: met de producten van het land, zoals rogge en haver. In 1520 bijvoorbeeld, was de pacht voor erve 't Rosendal 9 mud rogge. Die rogge werd opgeslagen in een voorraadschuur op het erf. In Overijssel werd zo'n schuur een spieker genoemd. Deze betalingen in natura werden in de loop van de 17de eeuw vervangen door betalingen in geld. Daarmee verdween de oorspronkelijke functie van de spieker, die van voorraadschuur.

Toen er geen gevaar meer te duchten viel van Spaanse of staatse troepen, die tijdens de Tachtigjarige Oorlog nog regelmatig in Salland rondzwierven, konden de beheerders van de erven gaan denken aan een heel ander gebruik van hun leengoederen. Het waren in die tijd meestal gegoede Zwolse burgers die de Heinose erven bewoonden. Ze hadden behoefte aan een buitenplaats om "heerlijk te vertoeven", vooral in de lente, de zomer en de herfst. Ook kwam het voor dat ze hun buitenhuis opzochten als in de stad weer eens een besmettelijke ziekte was uitgebroken.

En zo veranderden de spiekers van voorraadschuren in buitenhuizen voor dames en heren van stand. In deze tijd verrezen in het schoutambt Heino een flink aantal van dergelijke "omgebouwde" spiekers. Bijvoorbeeld de Herenbrink, het Holtermans, Lierderholthuis, de Vlaminckhorst en in 1676 't Rosendal. Zwollenaar Johan Voet en zijn vrouw Sofia Bentinck lieten hun spieker naast de al bestaande boerderij bouwen. In de jaren die volgden werd de bestemming als buitenhuis nog duidelijker zichtbaar. Rond 1700 waren naar Franse mode al parkjes, een boomgaard, een rechte vijver, een sterrenbos en een laan voor het huis aangelegd. Sterrenbossen waren handig voor de jacht, omdat de jager vanuit het midden zicht had op het padenstelsel.

De adel leefde vaak boven zijn stand, waardoor er grote schulden ontstonden. In 1734 werd 't Rosendal verkocht aan de weduwe van Voorst tot de Grimberg. Na haar werden verschillende familieleden eigenaar. Soms werd het verhuurd, zoals aan de Zwolse burgemeester H. Queysen. Deze was in 1789 eigenaar van een duiventil en een volière op het plein voor het huis. Het recht om duiven te houden was een zogenoemd heerlijk recht, dat voorbehouden was aan landgoedbezitters. De huidige duiventil bij 't Rozendael is daar nog een overblijfsel van.

In de eerste helft van de 19de eeuw werd het onderhoud van het landgoed verwaarloosd, waarschijnlijk door geldgebrek. Na het overlijden van eigenaar E.E.A. van Voorst verkochten de nabestaanden het landgoed in 1853 aan Hendrik Croockewit, directeur van de Nederlandsche Bank. Hij liet talrijke verbeteringen aanbrengen, waaronder de bouw van het nog steeds aanwezige koetshuis, tevens tuinmanswoning. Ook kocht hij erve Klein Rosendal, dat in vroegere tijden ook al tot 't Rosendal had behoord. In 1858 verkocht hij het hele landgoed weer aan J. Koster van Houten, die predikant was geweest in Heino. Hij heeft rond 1860 het hoofdgebouw verhoogd met een verdieping, waardoor het landhuis zijn huidige vorm kreeg. De nieuwe naam werd 't Rozendael.

Een ernstige aantasting van het landgoed vond plaats in 1880 door de aanleg van de spoorlijn Zwolle-Almelo. Deze loopt nu dwars door het landgoed heen. Via vererving kwam 't Rozendael in 1914 in bezit van F.A.R.A. baron van Ittersum. Hij bezat al de naastliggende boerderijen 't Crayenschot en de Vos. Tussen de Stationsweg en de Woolthuisweg liet hij een openbaar toegankelijk park met lindelaan aanleggen.

In 1939 werd het landgoed, samen met andere bezittingen, ondergebracht in een stichting, het Baron van Ittersum Fonds. Een belangrijk moment, want één van de doelstellingen van de stichting is het in stand houden van 't Rozendael. In 1987 slaagde de stichting erin de meeste grond van het Nijenhuis met boerderijen erbij te kopen. De boerderijen zijn veelal als woning in Sallandse stijl verbouwd. Door dit landgoed van 500 ha met 30 erven zijn de natuur- en cultuurlandschappen ten zuiden van Heino behouden gebleven. Ze vormen een prachtig wandelgebied voor de dorpsbewoners, maar ook voor de duizenden toeristen die het gebied jaarlijks bezoeken.