Bezetting en verzet

Al snel nadat de Nederlandse krijgsmacht in mei 1940 capituleerde voor de Duitse legers stak in de Zaanstreek het verzet de kop op. Dat gebeurde in die beginfase nog aarzelend en zonder veel samenhang. Gaandeweg, naarmate duidelijk werd dat Duitsland de oorlog ging verliezen, verweerden steeds meer mensen en organisaties zich.

In het eerste oorlogsjaar dwongen leden van de Nationaal-Socialistische Beweging winkeliers en restauranthouders om bordjes op te hangen met de tekst 'Joden niet gewenst'. Uit protest stelde C.J. Honig, directielid van de gelijknamige levensmiddelenfabriek in Koog aan de Zaan, met enkele anderen een pamflet op waarin werd opgeroepen tot een landelijke boycot van dit bevel. Honig behoorde daarmee tot de voorhoede van de Zaanse verzetsstrijders.

Op 25 februari 1941 legden duizenden Amsterdammers, aangevoerd door communistische arbeiders, het werk neer. Ze demonstreerden daarmee tegen de eerste Jodenrazzia's, enkele dagen eerder. De 26ste sloeg de werkonderbreking over naar de Zaanstreek. Grote groepen mensen verlieten de bedrijven en gingen de straat op. Een dag later werd de staking hardhandig beëindigd. De nazi's zagen Amsterdam, Hilversum en Zaandam als de belangrijkste verzetshaarden. De gemeente Zaandam kreeg een boete van 500.000 gulden en een avondklok. Februari 1941 was ook de maand dat twaalf Zaankanters van de 'Stijkelgroep', die militaire informatie naar het buitenland probeerde te zenden, werden opgepakt. Tien van hen zouden het niet overleven.

Het aantal Zaankanters dat weerstand bood aan de bezetter groeide nadat in januari 1942 Zaandam als eerste Nederlandse gemeente werd ontdaan van haar Joodse inwoners. Ruim tweehonderd Joden moesten binnen drie dagen hun woonplaats verlaten. Het merendeel werd tussen 1942 en 1945 vermoord in Duitse vernietigingskampen. Na Zaandam maakten de nazi's met hulp van lokale politiemensen ook de andere Zaangemeenten in hoog tempo 'Judenfrei'.

De regionale illegaliteit telde zowel buitenkerkelijke als tal van religieuze vertegenwoordigers. Ze werkten vaak samen met gelijkgezinden binnen bijvoorbeeld het katholieke en gereformeerde verzet, maar als het zo uitkwam ook met andersdenkenden. Van deze verzetsstrijders zou de bankier Walraven van Hall zich ontwikkelen tot de centrale man van de Nederlandse illegaliteit. Bijgestaan door onder anderen zijn stadgenoot Jaap Buijs ontvreemdde hij vele tientallen miljoenen guldens van De Nederlandsche Bank. Die kwamen ten goede aan de ondergrondse, aan duizenden onderduikers en aan de mede door Van Hall opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten. Door verraad belandde Buijs tot aan de bevrijding in de gevangenis, terwijl Van Hall in februari 1945 werd geëxecuteerd.

Op diverse Zaanse adressen zijn door de oorlogsjaren heen exemplaren gedrukt van verzetskranten als de communistische Waarheid, de gereformeerde Trouw en het lokale blad De Typhoon. Ook werden er op grote schaal vervalste persoonsbewijzen en stempels gemaakt. De bezetter rolde in de loop der jaren veel van die ondergrondse drukkerijen en hun toeleveranciers op, vaak met dramatische gevolgen.

Gewapend verzet was er eveneens. Communisten als Jan Brasser en Hannie Schaft doodden in en buiten de Zaanstreek tal van landverraders. Brasser was ook betrokken bij bevrijdingsacties en bij het leeghalen van de Zaanse bevolkingsregisters, eind 1944. Hannie Schaft, overigens geen Zaanse, moest haar verzet in april 1945 met de dood bekopen. Na de oorlog bleek dat van de honderden Zaankanters die weerstand boden aan de nazi's de bevrijding voor ongeveer zestig personen te laat kwam. Zij stierven voor het vuurpeloton, in de gevangenis of in het concentratiekamp.