Sint Elisabethvloed: dé ramp

Tijd van steden en staten

De geschiedenis van elk gebied wordt gekenmerkt door voorspoed en tegenslag, groot geluk en rampen.
De Sint-Elisabethvloed is de grootste catastrofe in de historie van Waalwijk.

We verplaatsen ons naar de middeleeuwen. Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik liggen in een van de grootste polders van het graafschap Holland. Die polder wordt de Groote of Hollandsche Waard genoemd. De grens loopt van Dordrecht via Woudrichem naar Vlijmen en vervolgens door De Langstraat naar Moerdijk. Het is de graanschuur van Holland.

De Groote Waard is eigenlijk een te groot waterbouwkundig project voor die tijd. Natuurlijk moeten dijken goed onderhouden worden, maar de aandacht gaat uit naar andere zaken, vooral oorlog voeren. Dat komt omdat er twee gegadigden zijn voor de opvolging van Willem VI, de graaf van Holland. Dat zijn Jacoba van Beieren en haar neef Jan van Beieren. De strijd wordt beslist in een burgeroorlog die de naam Hoekse en Kabeljauwse Twisten krijgt.

Niet alleen worden de dijken slecht onderhouden, er wordt ook turf gebaggerd voor de zoutwinning. Duizenden jaren heeft de Noordzee het Hollandveen overspoeld en zout in het moeras en turf achtergelaten. Dat zout wil men weer uit de turf halen. Dat gebeurt tot net onder de dijken, zowel binnen- als buitendijks.

Een krachtige noordwesterstorm weet wel raad met slechte dijken. Op 18 november 1421 wordt het Noordzeewater hoog opgestuwd in de Hollandse zeearmen. In het zuiden bij Broek breekt die nacht de dijk door. Een grote vloedgolf rolt als een tsunami over de polder. Soms even tegengehouden door een binnendijk, maar echt tot stilstand komt de niets ontziende watermassa pas tegen de hogere zandgronden in de buurt van Waalwijk. De Sint-Elisabethvloed verslindt hele dorpen. Naar verluidt, verdwijnen 72 dorpen en gehuchten van de kaart en sterven rond de duizend mensen.
Het dichten van de dijken komt laat op gang. Rond de jaarwisseling breekt opnieuw een dijk door bij Werkendam als gevolg van het hoge water in de Merwede. Wat eens een vruchtbare polder was, verandert in de loop van een aantal jaren in een binnenzee: het Bergsche Veld. Later krijgt dit gebied de naam Biesbosch.

In die fatale nacht vallen ook de dorpen Capelle en Waspik ten prooi aan de vloedgolf. Beide dorpen liggen in die tijd ongeveer waar nu de rijksweg A59 is. Ze worden later verder naar het zuiden weer opgebouwd. De huidige toren in Baardwijk is nog een overblijfsel van de kerk die verwoest wordt door de vloed. Door de Sint-Elisabethvloed gaan niet alleen kerken en dorpen verloren. Ook solide bouwwerken als kastelen delven het onderspit tegen het water. Zo gaat het kasteel van Jan van Sidewinde aan de middeleeuwse Maas verloren. Alleen de 'Stenen Camer' verder naar het zuiden aan de Hogevaart blijft gespaard. In de volksmond heet dat nog steeds het kasteel Zuidewijn.

Na bijna zeshonderd jaar is nog maar weinig te zien van die verwoestende stormvloed. De huidige Biesbosch kan nog het beste een beeld van die ramp oproepen. Ooit was de Zuidhollandschedijk in Sprang-Capelle een onderdeel van het dijkenstelsel van de Groote Waard. Alleen de naam roept nog de herinnering op dat dit gebied eens bij Holland hoorde. Maar wie ziet daar nu nog een dijk in?

Eeuwen na de Sint-Elisabethvloed stuwt weer een storm uit het noordwesten het water over de dijken. De Watersnoodramp van 1953 zet grote gedeelten van Sprang-Capelle en Waspik onder water. Vooral de dijk tussen Capelle en Waspik krijgt het zwaar te verduren. Het wegdek van 't Vaartje is over een lengte van 75 meter weggeslagen. Op 2 februari 1953 wordt met man en macht gewerkt om de dijk te herstellen. De mankracht komt van het 333e Bataljon Stoottroepen uit Oirschot en de Heidemaatschappij. Zelfs de burgemeester van Kaatsheuvel helpt; hij zorgt voor zand voor de zakken. Deze watersnood brengt uiteindelijk het Deltaplan in werking.

Maar het water komt niet alleen uit het westen en van de zee. Ook de Maas zorgt eeuwenlang voor veel wateroverlast. Al vanaf 1500 geven de extreem hoge rivierstanden veel ellende en armoede. Dit leidt er rond 1600 toe dat de belastingen in Besoijen, Sprang en Waspik verlaagd worden. Het water uit de Donge, de Oude Maas en het Bossche Veld overstroomt regelmatig de dijken. Tot op de dag van vandaag zijn de wielen langs de Meerdijk en Winterdijk de stille getuigen. Met het graven van de Bergsche Maas rond 1900 is deze wateroverlast grotendeels verdwenen.

Bijdrage: Rien Visser