Agro-industrie in de Veenkoloniën

Tijd van burgers en stoommachines

In de dynamische Veenkoloniën wordt de fabrieksmatige verwerking van landbouwproducten ter hand genomen

Goedkope grondstoffen (aardappelen, graan, stro), brandstof (turf) en een goede infrastructuur (fijnmazig kanalennetwerk) maken de Veenkoloniën uitermate geschikt om er fabrieken te vestigen. De eerste fabrieken zijn jeneverstokerijen, die alcohol uit graan produceren. Door stevige concurrentie uit Schiedam leggen de stokerijen zich toe op het bereiden van aardappelmoutwijn. Weer later worden zij verdrongen door aardappelmeel- en strokartonfabrieken. In 1841 wordt de eerste aardappelzetmeelfabriek in Foxhol geopend. Maar deze industrie concentreert zich vooral rond Veendam. De landbouwindustrie is in de eerste plaats een zaak van particuliere ondernemers, zoals Willem Albert Scholten. Aan het einde van de 19e eeuw gaan de boeren zich organiseren in coöperaties en worden daarmee zelf verantwoordelijk voor de industrie. AVEBE, het concern dat namens de boeren het aardappelmeel verkoopt, krijgt in de loop van de 20e eeuw een monopoliepositie. De kartonindustrie, geconcentreerd rond de Pekela's, blijft in particuliere handen, maar verandert van karakter door fusies en schaalvergroting. Vanaf de jaren '60 hebben beide industrieën te maken met achteruitgang.

Afbeelding: Briefhoofd op rekening van aardappelmeelfabriek K. & J. Wilkens te Veendam (Collectie RHC Groninger Archieven 909-10)