Van zijl naar schutsluis

Blokzijl, koopmanshaven

Tijd van steden en staten

Blokzijl, vroeger gelegen aan de Zuiderzee, dankt zijn ontstaan an de ligging aan de monding van de Steenwijker Aa. Dit riviertje had een belangrijke functie in de afwatering van het achterland en vormde tevens de grens tussen de schoutambten Vollenhove en Blankenham. De eerste vermelding van de plaats Blokzijl dateert uit 1521, maar de zijl of uitwateringssluis aaraan de plaats zijn naam ontleent komt al voor in 1375. Uit de naam Blokzijl is de oorspronkelijke ligging aan een zijl of sluis af te leiden.

Soorten sluizen

De Zuiderzeedijk tussen Vollenhove en Baarlo had sinds de late Middeleeuwen meerdere uitwateringssluizen, in de vorm van duikers, voorzien van deuren. Oorspronkelijk mondde de Steenwijker Aa bij Baarlo uit in zee door de "Baerlesiele". In 1438 werd de uitwatering van de Steenwijker Aa verlegd naar het huidige Blokzijl. Daar was ook al een zijl, de Grote of Vollenhoofse Zijl, die de afwatering van het achtergelegen ontgonnen land regelde. Kampen wist gedaan te krijgen dat in de nieuw aangelegde Steenwijker Zijl palen werden geslagen, om te voorkomen dat deze zijl geschikt zou worden voor scheepvaart en daarmee de belangen van de Kamper vervoerders ging schaden. Toch kregen beide uitwateringssluizen later de functie van schutsluis. De Vollenhoofse Zijl werd in 1636 verbouwd tot schutsluis, de Steenwijker Zijl al eerder.

Turf als economische aanjager

Blokzijl groeide na het midden van de 16de eeuw uit tot grootste Overijsselse uitvoerhaven van turf. Turf, in die tijd de belangrijkste brandstof, werd gewonnen in het achterland en via vaarten en sluizen aangevoerd. In Blokzijl werd het overgeladen in grotere schepen en over de Zuiderzee naar elders vervoerd, vooral naar Holland. Dit zorgde voor veel bedrijvigheid en economische bloei. De gunstige ligging aan het water, de aanleg van een beschutte havenkom en het grote schippersgilde waren bepalend voor het aanzien en de welvaart van de plaats.

Militair-strategisch belang

In 1581, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, werd Blokzijl belangrijk als vooruitgeschoven post van het Staatse leger. Prins Willem van Oranje stuurde vanuit Noord-Holland een garnizoen onder geuzenleider Diederik Sonoy naar Blokzijl om er een versterkte schans op te werpen. Blokzijl werd zo een Noord-Hollandse enclave aan de kust van Overijssel. Prins Maurits gaf Blokzijl allerlei rechten die het de plaats mogelijk maakten min of meer zelfstandig te functioneren. Bij het aflopen van het Twaalfjarig Bestand in 1621 werd de schans Blokzijl uitgebouwd tot een fortresse met aarden wallen, bolwerken en een gracht, waarbij zowel de beide schutsluizen als een nieuw gegraven havenkom, de Kolk, binnen de omwalling vielen. In 1672 kreeg Blokzijl stadsrechten van prins Willem III. Tijdens het Rampjaar was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Blokzijl was toen de eerste plaats die in staat was de bezettende troepen van de bisschop van Munster te verdrijven. Als blijk van waardering daarvoor kreeg ze de stadsrechtprivileges. Onder druk van de Staten van Overijssel werden die in 1675 overigens weer ingetrokken.

Water en turf als economische basis

In de loop van de geschiedenis waren de verschillende bedrijfstakken en ambachtelijke activiteiten in Blokzijl steeds nauw verbonden met de ligging aan zee en de daarbij behorende transportmogelijkheden. Al in de 17de eeuw werd, naast turf, ook slachtvee vervoerd. Er kwamen scheepstimmerwerven, bierbrouwerijen, een kalkbranderij, een leerlooierij, een grote houtzagerij en een zoutziederij. Ook beurtvaart en mattenschipperij waren afhankelijk van de ligging aan zee. De meeste bedrijvigheid was direct verbonden aan het vervoer over water en/of de aanvoer van turf als brandstof. Daarom was het van levensbelang dat de haven toegankelijk bleef. Voortdurend werd strijd gevoerd tegen verzanding van de haveningang. De haven van Blokzijl bleef bereikbaar door de aanleg van het Scheepsdiep, dat door toenemende verzanding steeds moest worden uitgediept en verder zeewaarts verlengd. In het derde kwart van de 17de eeuw raakte Blokzijl zijn positie als Overijssels grootste turfuitvoerhaven kwijt en begon een lange periode van economische achteruitgang of, op zijn best, stagnatie.

Blokzijl, een "stedelijk" pareltje

De turfhandel had zich verplaatst naar Zwartsluis, de Zuiderzee werd IJsselmeer en de aanleg van de Noordoostpolder bracht geen nieuwe ontplooiingsmogelijkheden voor Blokzijl. Transport over water werd vervangen door transport over de weg. Door de korte bloeitijd en de ruime aanleg van de fortresse, die de huisvesting van inwoners en bedrijven gemakkelijk kon opvangen, was het niet nodig geweest drastische ingrepen in de oorspronkelijke aanleg te doen. Het stratenpatroon bleef hetzelfde, een modern bedrijventerrein buiten Blokzijl bleef kleinschalig en vormde geen aantasting van het stedelijk schoon. Het "stadje" kreeg in 1973 de status "Beschermd Stadsgezicht" en telt meer dan vijftig panden die aangewezen zijn als Rijksmonument.

De toerist heeft Blokzijl ontdekt als toonbeeld van een oud-Hollandse plaats, waar het zowel 's zomers als 's winters goed toeven is. Vele activiteiten maken de plaats aantrekkelijk en degene die de stilte wil proeven is welkom in de bijzondere 17de-eeuwse kerk. In de Kolk, de unieke havenkom middenin Blokzijl, vindt de watertoerist een sfeervolle bestemming.