Industrialisatie

Tijd van burgers en stoommachines

Noord-Brabant is van oudsher een agrarische provincie, maar kent ook een lange traditie van nijverheid. De sterke Brabantse industrialisatie in de negentiende eeuw bouwde voort op die traditie. In 1930 werkte nog maar 28% van de beroepsbevolking op een boerderij en ruim 50% in een fabriek. Sindsdien zijn die verhoudingen nog verder uit elkaar gegroeid, met als gevolg dat er nog maar een paar procent van de Brabanders in een boerenbedrijf werkt. Op hun beurt geven de industrieën in Brabant de laatste decennia weer terrein prijs ten gunste van de dienstverlening, zoals de transportwereld, de financiële sector, zorg, welzijn en het toerisme.
Er is in de leef- en arbeidsomstandigheden de afgelopen twee eeuwen in Brabant veel veranderd. Vroeger was het normaal als kinderen van soms nog maar zes jaar al volop op de boerderij of in de fabriek meewerkten om het inkomen van het gezin te verhogen. Dat is tegenwoordig ondenkbaar. De industrialisatie van Noord-Brabant bracht ook andere veranderingen teweeg. Waar in het rijke Holland al eeuwen eerder het landschap gedomineerd wordt door grote steden en landgoederen, zette die ontwikkeling in Brabant pas met de komst van fabrieken in.