De molen van Rechteren

Dalfsen en zijn molens

Tijd van steden en staten

Dalfsen was ooit een zeer molenrijke gemeente. Op het hoogtepunt rond 1870 waren hier maar liefst twaalf molens in bedrijf. Nu staan er nog maar drie. De eerste vermelding van een molen dateert uit 1464 en betrof een standerdmolen (het oudste molentype met enkele houten standaard) te Rechteren. De molen was eigendom van de graaf van Rechteren en stond op de plek waar later een familiegrafkelder kwam. De molen is in 1868 afgebroken. In 1529 is er sprake van een molen in de buurschap Lenthe, de Lenther Molen. Wie de windrechten ‒ toentertijd een adellijk privilege ‒ had, is niet bekend. Omstreeks 1800 is de molen in bezit van de familie Van der Vegt. Wegens financiële problemen werd de molen op 1 juni 1901 geveild en verhuisde naar Vilsteren, ter vervanging van de enkele dagen eerder afgebrande molen. Van 1567 dateert de eerste vermelding van een molen bij het dorp Dalfsen, de Oude Dalfser Moole of Oostermolen. De windrechten waren toen in het bezit van de heren van De Ruitenborgh. De Oostermolen is omstreeks 1875 afgebroken.

Molenbouwgolf

Ruim 2 eeuwen lang bleef het molenbestand ongewijzigd, maar in 1795 ontstond er een "molenbouwgolf", vanwege het afschaffen van het windrecht na de komst van de Fransen. Al in datzelfde jaar bouwde Klaas van de Berg de Nieuwe Lenther Molen. De molen stond op de hoek Zwolseweg-Dalfserweg en kwam in 1818 door een grenswijziging onder de gemeente Heino. 1 jaar later verrees aan de noordkant van de gemeentegrens bij Nieuwleusen, hoek Middeldijk-Dommelerdijk, een koren- en pelmolen. Bouwer was Jan van den Berg. Deze molen kwam bij de grenswijziging van 1918 onder de gemeente Nieuwleusen. Na 1917 deed de molen vooral dienst als houtzaagmolen voor de nieuwe eigenaar, timmerman Hendrik Snijder. In 1814 bouwde Carel Lodewijk Dissel, molenaar op de Rechterense Molen, in Hessum een windmolen, die echter al in 1818 werd afgebroken. In datzelfde jaar kreeg het dorp Dalfsen zijn tweede molen, de Westermolen, gebouwd door Gerrit Helmus Snel. Snel was daarvóór drie jaar molenaar op de Rechterense Molen. De Westermolen werd in 1988 door de gemeente Dalfsen aangekocht van de toenmalige eigenaar Makkinga en gerestaureerd. Sinds 1989 wordt ermee gemalen door vrijwillige molenaars.

Oliemolen

Op 2 april 1835 kreeg Gerhardus Otto Feijen toestemming voor de bouw van een oliemolen op de plek waar nu de veevoederfabriek van Feijen staat. Feijen was in 1821 vanuit het Duitse Lingen naar Dalfsen gekomen en vestigde zich hier als molenmaker. In 1833 had hij toestemming gekregen voor de bouw en inrichting van "eene door een paard gedreven oliemolen". In 1835 werd hij olieslager op een door hem zelf gebouwde windmolen met de naam De Herstelde. De molen brandde op 23 december 1929 af en werd niet herbouwd. Feijen liet in 1848 op amper 100 meter afstand nog een tweede koren- en pelmolen bouwen, die tot 1873 in gebruik was. Datzelfde jaar verrees er voor Derk Jan Snel in de directe nabijheid, ten zuiden van de later gebouwde melkfabriek aan de Wilhelminastraat, eveneens een korenmolen. De molen van Snel ging in 1861 in vlammen op, maar werd herbouwd. In 1920 kwam deze molen in het bezit van Feijen en werd in 1930 stilgelegd en ontwiekt en later tot aan de onderbouw afgebroken. Een zoon van Feijen werd ook molenaar, maar op een houtzaagmolen omstreeks 1855 gebouwd ten noorden van de Vecht (Veerland). De molen kwam op 7 maart 1864 na een veiling in bezit van J.H. Graaf van Rechteren Limpurg voor f1.150,-. Door de verandering van de loop van de Vecht omstreeks 1900 ligt dat gebied nu ten zuiden van de Vecht, reden waarom de molen werd afgebroken. Aan de noordgrens van de gemeente was in die periode, in 1844, ook een molen gebouwd door Barteld de Graaf. Deze molen kwam in 1893 in bezit van Jan Massier, een afstammeling uit een oud molenaarsgeslacht. De eerste molenaar Massier wordt genoemd in 1773. Thans is er de negende molenaarsgeneratie Massier. In 2009 werd de molen weer maalvaardig gerestaureerd.

Tweede molenbouwgolf

Een nieuwe molenbouwgolf kwam na 1856, toen de belasting op het gemaal (de meelaccijns) werd afgeschaft. In Hoonhorst verrees in 1862 de Molen van Fakkert. De molen brandde in 1868 af, werd herbouwd, maar kwam in 1930 buiten bedrijf waarna de molen werd onttakeld. Na langdurige onderhandelingen tussen gemeente en eigenaar werd overeenstemming bereikt over verplaatsing van het veevoederbedrijf. De definitieve overdracht van grond en gebouwen was op 1 januari 2003. In 2010 is begonnen met de volledig restauratie, zodat Dalfsen weer drie maalvaardige windkorenmolens heeft. Gerrit Jan Lantink uit Lenthe liet in 1864 in Lemelerveld een windkorenmolen bouwen. Er waren nadien verschillende eigenaren, met als laatste Johannes Hendrikus Jansen, die de molen in 1925 liet afbreken. In Oudleusen konden de boeren vanaf 1871 naar hun "eigen" molen. Molenaar Harm Kok uit Zwolle was de bouwer. In 1879 werd de molen, die aan de zuidkant van de Hessenweg stond, verkocht aan Gerrit Willem Spiegel, die tevens godsdienstleraar was. In 1911 kwam de molen in het bezit van Hendrik Jan Garssen uit Markelo. Op 5 april 1912 brandde de molen af. Herbouw volgde, maar op 8 februari 1914 ging ook deze molen in vlammen op. Weer volgde herbouw, nu aan de noordzijde van de Hessenweg. Al na vier jaar werd overgeschakeld op motorkracht en werd de molen gesloopt. Slechts de helft van de 10 meter hoge stenen onderbouw bleef staan, tot op de dag van vandaag. In 1894 werd de laatste nieuwe molen in deze gemeente gebouwd. Opdrachtgever was Barteld de Graaf, die één jaar eerder failliet was gegaan, waarbij de molen in het bezit kwam van Massier. De Graaf liet de molen bouwen op amper 300 m ten westen van deze molen. Hij kon het weer niet bolwerken, want in november 1902 werd de molen verkocht aan Gerrit Massier, een broer van Jan, die de molen op de Lichtmis liet herbouwen.