Pittoresk Grave

Een stadje als voorwerp van kunst

Grave heeft in zijn bijna 900-jarig bestaan allerlei etiketten opgeplakt gekregen. 'De meest belegerde stad van Nederland' bijvoorbeeld. Of: 'De sleutel van de Republiek', ook iets krijgskundigs. Al die benamingen zijn inmiddels ook weer geschiedenis. Maar schilderachtig, pittoresk, dat is Grave nog steeds. Een stadje om bij weg te dromen.

Dat Grave ook vroeger al schilderachtig was, blijkt uit de niet aflatende belangstelling van schilders en tekenaars. En die zijn er al vroeg. Als Josua de Grave en Valentijn Klotz in 1674-1676 de stad vastleggen op papier, doen ze dat vooral omdat hun kunstenaarshart wordt geprikkeld. Zij laten een stad zien die ondanks alle verwoestingen haar charme heeft weten te behouden. Het zwaar geschonden kasteel inspireert hen zelfs buitengewoon; ze leggen het vanuit alle hoeken vast.

In de prentkunst van de zeventiende eeuw blijft Grave tot de verbeelding spreken. Dan gaat het om stadsgezichten vanaf de overkant van de Maas, maar ook om militaire heldendaden en imposante nieuwe vestingwerken. De firma Blaeu geeft in 1649 een gravure uit van de vesting met ook de straten van Grave, huisje voor huisje. Helaas klopt daar lang niet alles van. In deze periode schilderen Evert Wijntgens en Guilliam van Eertbruggen in Grave. Vanaf de achttiende eeuw worden er kaarten gemaakt voor militaire doeleinden die op zich ook weer mooi zijn. Maar tegelijkertijd komen er kunstenaars langs - Cornelis Pronk, Hendrik Spilman, Jan de Beijer, Jan Bulthuis - die oog hebben voor de poëzie die in de stad verborgen ligt.

Begin twintigste eeuw is het in Grave een komen en gaan van kunstenaars. Sommigen betalen hun caférekeningen met schilderijen die zo in Grave blijven. Paradoxaal genoeg zien zij juist het mooie waar anderen, die meer praktisch zijn ingesteld, vooral verval signaleren. In wrakkige huisjes, vergeten hoekjes, verwaarloosde gasjes en straatgezichten achteraf ervaren zij een romantiek die hen naar penseel en potlood doet grijpen. Ben Viegers, Kees Bastiaans, Eugene Lucker, August Weimar, Frits ter Braake, Kees Heynsius, Anton Markus, Hendrik van Bloem, Xeno Münninghoff, Erasmus Bernard van Dülmen Krumpelman en vooral Johannes Graadt van Roggen maken kunst van neergang en achterstand en geven al die sporen van bederf een nieuwe betekenis, ver voorbij het alledaagse. Wat zij zien is mooi, ook al is het een vlag op een modderschuit. Grave inspireert ook eigen inwoners: Bob Janssen en Herman van Haren. De gebroeders Frits en Arnold van der Putten, de tweede wat bedrevener dan de eerste, toveren tal van stukjes multiplex om tot schilderijtjes die Gravenaren van velerlei slag nog altijd koesteren.

Literatuur

Het stadje Grave haalt ook de literatuur. Een vroege verwijzing komt van Ignatia Lubeley (=Johanna Ignatia Engelberts), die haar bundel Eenvoudige levens uit 1931 begint met een verhaal dat speelt in Grave. Bovendien kiest ze een prentje van Spilman (nonnenklooster en Franse kerk te Grave) voor de omslag. Anton Coolen zet Grave met zijn Stad aan de Maas (1960) te kijk, soms genadeloos, maar toch ook met vertedering. Ida Gerhardt tenslotte vereeuwigt het 'Grave beneden de sluis' van de dagelijkse waterstanden in haar gedicht 'Radiobericht': 'Grave, dat is groen land/en water,/dat draagt mij thuis'.