Het Lutterzand

Het gevolg van verschraling en verstuiving

Tijd van pruiken en revoluties

Het Lutterzand is een uitgestrekt natuurgebied van jeneverbesstruiken, dennenbossen en heidevelden. Het gebied wordt voor een groot deel omzoomd door de Dinkel. Dit riviertje is nog één van de weinige in Nederland dat zijn oorspronkelijke karakter heeft behouden. De loop van de rivier meandert sterk en veroorzaakt diepe insnijdingen in de bodem. De kronkelingen zijn het sterkst zichtbaar bij de "Greune Stet". De rechteroever is daar hoog gelegen met afgeslepen zandige oevers en op een aantal punten heb je een prachtig uitzicht over vlakke groene weilanden. De bewoners in de omgeving hebben zowel de lusten als de lasten van het Lutterzand ervaren. Visserij, tolheffing bij de bruggen, het zich kunnen verbergen en toerisme behoorden bij de eerste categorie. Overstromingen, zandverstuivingen en ook verdrinkingen waren de negatieve aspecten.

Tolgelden

De Kribbenbrug, aan de ingang van het Lutterzand, was een belangrijke schakel van de voormalige weg van Oldenzaal over de Tankenberg naar Gildehaus. De tol bij de Kribbenbrug, waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan de stad Oldenzaal, was eeuwenoud. In de 10de eeuw moest voor een kar of turfwagen een stuiver betaald worden en voor personen, behalve uit Stad en Gericht Oldenzaal, een halve stuiver. Vrijstelling hadden, behalve de Twentse edelen, ook de heren van het huis Bentheim. Behalve deze brug beheerde de stad Oldenzaal ook de Poppenbrug, de zogenaamde Schepersvonder. De kosten van reparaties aan beide bruggen waren rond 1660 enorm uit de hand gelopen en bedroegen wel f 2.400,‒. De magistraten smeekten daarom aan de Staten van Overijssel en aan de graaf van Bentheim om verlost te worden van die schuld. In de 18de eeuw werden zowel de kosten als de opbrengsten aan particulieren overgedragen. Zo nam in 1735 Gerrit Binckhorst uit de Lutte het onderhoud van de bruggen op zich, waarvoor hij een jaarlijkse vergoeding ontving van 20 Carolusgulden en het recht om als burger op de Oldenzaalse markt zijn inkopen te doen. In 1805 betwistte een drietal eenvoudige boeren, die 20 km verderop aan de grens bij Gronau woonden, de rechtmatigheid van de tolheffing. Ze kregen gelijk. De ware reden was dat hierdoor de smokkel van koloniale waren vanaf het eiland Helgoland werd vergemakkelijkt, vooral ten gunste van de rijkere klasse.

Postmeester

De Dinkel trad bij overvloedige regenval regelmatig buiten zijn oevers. Postmeester Helms uit Delden was halverwege 1775 de overstromingen bij de Poppenbrug beu. Het postverkeer naar en van Duitsland was ernstig gestremd. Hij vroeg aan de Ridderschap van Overijssel of er geen tweede Poppenbrug aangelegd kon worden. Voor de Stad Oldenzaal een enorme investering. Landmeter Schröder uit Gildehaus en de timmerlieden Velthuis en Berghuis adviseerden echter om de vernauwingen van de Dinkel bij het Lutterzand weg te nemen. Een voorstel dat de magistraat Oldenzaal gaarne overnam.

Privatisering Lutterzand

De boeren in de omgeving benutten het Lutterzand eeuwenlang voor hun behoefte aan brand- en timmerhout, het weiden van hun vee en verzamelen van humus ter verrijking van hun akkers. In de 17de en 18de eeuw veranderde het gebied door uitputting in een grote zandvlakte. Bij oostenwind raakte grote delen landbouwgrond onder het zand bedolven. De oogst had daar sterk onder te lijden. De marke De Lutte besloot om het Lutterzand te herbebossen. In 1819 werd de meeste markegrond verdeeld en wel verhoudingsgewijs naar de omvang van ieder erf aan grond. Voor een twintigtal percelen echter was geen interesse, waaronder perceel nummer 6: het Lutterzand, dat qua oppervlakte vele malen groter was dan de overige 19 samen. Omdat over deze percelen geen belasting was betaald en de "eigenaar" de Lutter Marke niet meer bestond, verkocht de Ontvanger der Directe Belasting de percelen. Na afslag werd, op 14 mei 1852, een viertal Lutterse boeren gezamenlijk voor f 1.200,− eigenaar.
Vanwege het bijzondere karakter is het Lutterzand in 2007 aangewezen tot Aardkundig Monument. In plaats van boeren, postmeesters en tolgaarders komen tegenwoordig vooral recreanten en natuurliefhebbers naar het gebied.