Piassen

De Schutterij in Diepenheim

Tijd van wereldoorlogen

Al vanaf de Middeleeuwen hadden veel steden een schutterij ter ondersteuning van het lokale gezag. In Diepenheim daarentegen had elk kasteel een eigen schutterij. Enerzijds om het kasteel te verdedigen en anderzijds om op het landgoed voor de nodige ontspanning te zorgen. Eens per jaar werd er door de gezamenlijke schutterijen bij één van de landgoederen een schuttersfeest gehouden. Geleidelijk aan verdwenen de historische schutterijen. Rond 1900 was er in Diepenheim nog slechts één schutterij die zich vooral bezig hield met het in ere houden van oude tradities als het uitrukken van de schutterij en het koningsschieten.

Oprichting

In 1923 werd de Schutterij in zijn huidige vorm opgericht door Jan Harm Floor, Hendrik Boonk, Jan Bruil, Gerrit Jan Wolbers en Albert Bouwmeester. Het uitrukken van de Schutterij werd een jaarlijkse traditie met aansluitend een kermis en diverse volksspelen. In de beginjaren was de optocht nog een onsamenhangend geheel en door de jaren heen is de route nog wel eens gewijzigd. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een vaste route die begon bij kasteel Nijenhuis en via een stop bij het (oude) gemeentehuis, Huis te Diepenheim en Warmelo eindigde op het feestterrein. Voorop liep de veldwachter, gevolgd door de Harmonie. Daarachter de kapitein, de 1ste en de 2de luitenant, de tamboers en de bielemannen. Deze hadden vroeger als taak de takken en bomen op te ruimen die de schutters op hun pad tegen kwamen. Nu maken ze bij ieder kasteel een rondedans op de muziek van "Lang zullen zij leven". Hierbij worden de bijlen aan elkaar gehaakt en staat de tamboer-majoor dansend in het midden. Opvallend in de stoet zijn de twee piassen met hun potdeksels en hun pikzwarte gezicht. Tijdens de optocht hebben ze het ongeschreven recht om alle ongehuwde Diepenheimse meisjes zwart te maken. Van 1938 tot en met 1945 was het niet toegestaan om uit te rukken en het schuttersfeest te houden in verband met de mobilisatie en de Tweede Wereldoorlog. In 1946 werd de draad weer opgepakt door Jan Bruil en Bertus Damveld.

Uitbreiding

Vooral in de laatste decennia van de 20ste eeuw is het ledenaantal zodanig toegenomen, dat de stoet meer en meer kon worden uitgebreid. Tegenwoordig lopen er ook palfreniers, hellebaardiers, poortwachters, vaandeldragers, schildendragers en marketentsters mee. Inderdaad ook dames, want vanaf 1979 kent de Schutterij ook dames-leden. Allen in prachtige uniformen, attributen en kledij in de stijl van rond 1500. Er zijn acht vlaggendragers. De optocht begint met links vooraan de Schutterijvlag en rechts vooraan de zwart-witte vlag van het Nijenhuis. Daarachter de rood-witte vlag van Huis te Diepenheim en de blauw-grijze van Warmelo. Na elk bezoek aan een kasteel wisselt de vlag rechts vooraan met de vlag van het te bezoeken kasteel. Verder zijn er de geel-blauwe vlag van Diepenheim, de Nederlandse vlag, de Overijsselse vlag en de vlag met het Twentse Ros. Vanaf 1973 rijdt er direct achter de Harmonie een open koets met daarin het koningspaar van het voorgaande jaar en de jeugdkoning en -koningin. Dat zijn de kinderen die een week voor het schuttersfeest de beste resultaten behaalden bij de kinderspelen. Sinds 1977 doen ook de Stedeker Krummels mee. Ze zitten in een huifkar en treden alleen op bij het gemeentehuis. De Landelijke Rijvereniging en Ponyclub Diepenheim werd in de jaren tachtig een vast onderdeel van de optocht. Tenslotte werd ook Klepperderk (de stadsomroeper) nog aan de optocht toegevoegd.

Schuttersverenigingen

Rond 1900 werden er overal schietverenigingen opgericht. Het waren meestal plaatselijke afdelingen van de Volksweerbaarheid, door de overheid gesteund door het beschikbaar stellen van geweren en patronen. In de Diepenheimse school Stedeke gaf een sergeant-majoor een wapencursus, de praktijklessen vonden plaats op de schietbaan op het Oosterkampsveld. De schietvereniging had de naam Koningin Emma. Op een bepaald moment waren er meer dan 100 leden. Regelmatig werden er wedstrijden gehouden tegen de schutters van de Volksweerbaarheid uit de omtrek. Voor de meeste leden was het echter meer een gezelligheidsvereniging. Er was een buffet, muzikanten lieten zich horen en later werd er ook gevoetbald en gekorfbald. Een zomerse zondag in september van 1913 werd een rampzondag. Bij een blikseminslag werd B.J. Stokreef dodelijk getroffen en twee anderen raakten gewond. In augustus 1914 kreeg de secretaris Jan Bruil bezoek van burgemeester Robert graaf Schimmelpenninck en veldwachter Klaas Jager. Zij deelden hem mee dat de schietvereniging alle wapens en munitie diende in te leveren. Er bleven alleen nog maar schutters zonder geweren en patronen over. En dat was het einde van de schietvereniging Koningin Emma. In 1967 werd er opnieuw een schietvereniging opgericht, die de naam Prins Willem Alexander kreeg. Deze vereniging heeft haar oefenbaan in de kelder van camping de Mölnhöfte. De leden bezoeken wedstrijden in regionaal verband en hadden reeds één keer een nationaal kampioen in hun midden.