Ontstaan landgoederen

Buitenplaatsen van regenten en kooplieden

Na de Reformatie in 1580 werden veel bezittingen van de katholieke kerk overgenomen door de Staat. Grote terreinen werden later in de verkoop gedaan. Een laatste bisschop (Frederik Schenk van Toutenburg), een schout van Oostveen, rijke Amsterdamse of Utrechtse kooplieden kochten grote stukken grond in Maartensdijk. Soms stond er al een hoeve of hofstede op het terrein. Deze werd na een tijd vervangen door een landhuis. Om het landhuis werd altijd een park aangelegd. De boerenweiden en akkers moesten plaatsmaken voor bossen, die dienden voor de houtproductie. Ook werd het uitgestrekte grondbezit voor de jacht gebruikt. Zo ontstonden o.a. de buitenplaatsen: Persijn, Beukenburg, Berkenstein, Rustenhoven, Eijckenstein en Voordaan.