Het Valleikanaal

Droge voeten na eeuwenlange wateroverlast


De aanleg van het Valleikanaal heeft de waterhuishouding van de Gelderse Vallei ingrijpend verbeterd. Men kan zich nauwelijks meer voorstellen dat de weilanden in Hamersveld en Asschat tot in de jaren 30 van de vorige eeuw, bijna elke winter onder water stonden. Het water van verschillende beken moest via de stadsgrachten van Amersfoort naar de Eem worden afgevoerd. Dit gaf regelmatig problemen als bij noordwesterstorm het zuiderzeewater de Eem werd opgestuwd.

Scheepvaartkanaal
Door het Noordzeekanaal was Amsterdam vanaf 1876 goed bereikbaar. Nu wilde de stad de verbinding met Duitsland verbeteren. De bestaande route langs de stad Utrecht naar de Rijn over waterwegen als de Vecht voldeed niet meer. Amsterdam ging op zoek naar een alternatief voor deze oude "Keulse Vaart".
Een voorlopig ontwerp in 1919 voor een scheepvaartkanaal door de Gelderse Vallei beloofde een korte route. Dit was een plan van de kanaalvereniging "de Gelderse Vallei". Een kanaal zou ook de waterafvoer in de Vallei verbeteren. In 1855 was de noodzaak hiervan duidelijk gebleken toen een doorbraak van de Grebbedijk grote delen van de Vallei onder water zette. Het Gelderse voorstel liep op niets uit, want in 1931 werd gekozen voor een verbetering van de bestaande verbinding en viel het besluit tot aanleg van het Amsterdam Rijn-kanaal.

Afwatering
Toch bleef in deze jaren een "Commissie voor de Gelderse Vallei" ijveren voor een kanaal met twee functies: scheepvaart en afwatering. Zonder resultaat, want Gelderland en Utrecht kozen in 1934 uiteindelijk voor een afwateringskanaal.
Het tracé volgde tussen de Rijn en de Eem zoveel mogelijk bestaande waterlopen. In Leusden waren dat de Moorsterbeek en de Modderbeek. Vanaf de Luntersebeek bij de Bruinenburgersluis moest tot aan de Moorsterbeek een nieuw stuk worden gegraven.

Aanleg tijdens crisisjaren
Door de crisis werd het Valleikanaal een werkverschaffingsproject. Om extra veel werkelozen aan het werk te zetten werd het kanaal vooral met de schep gegraven. Ingenieur A.F.C. Nieuwenhuyzen uit Amersfoort kreeg de leiding over de werkzaamheden. "Zijn" mensen kwamen dagelijks per spoor uit de grote steden. Langs de spoorlijn naar Kesteren waren provisorische perronnetjes aangelegd. Nieuwenhuyzen vertelde later dat hij vooral aan de Amsterdammers goede herinneringen had; ze waren spontaan en humoristisch, maar konden ook in tranen uitbarsten. Sommige Hagenaars kwamen in hun nette pak met de aktetas in de hand en kleedden zich hier om, ze wilden thuis niet laten weten dat ze dit werk moesten doen. Veel mensen waren het zware werk niet gewend; ging het echt niet meer dan regelde van Nieuwenhuyzen administratief werk. Er moesten immers ook veel loonstaten ingevuld worden.

Strategisch belang
Door de oorlogsdreiging kreeg men haast. De militairen zagen namelijk de strategische voordelen als het Valleikanaal een onderdeel zou worden van de Valleistelling, de nieuwe naam voor de oude Grebbelinie. Het kanaal kon worden gebruikt als tankgracht en het land kon gemakkelijk worden geïnundeerd. Daarom werden steeds meer mensen ingezet, tot wel 1400 man die nu ook machines gebruikten. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was het kanaal nog niet klaar, maar het was al wel mogelijk het land bij Asschat onder water zetten. Een mijlpaal werd bereikt in 1941 toen ook het kanaalgedeelte tussen Bruinenburg en de Eem gereed kwam.