Tichelwerk

De steenfabrieken

Tijd van burgers en stoommachines

Meer dan 1½ eeuw geleden waren er circa 50 kleine tichelwerken in West-Twente. Ze waren veelal niet groter dan een kleine boerderij. De steenfabrikanten hadden vaak ook nog een lapje bouwland en wat vee om rond te kunnen komen. De blauwe klei was vlak in de buurt. Met assistentie van familieleden, buren of kennissen werd een veldoven opgebouwd waarin de gedroogde vormen tot klinkers werden gebakken. In 1857 produceerden de 46 steenbakkerijen/veldovens in totaal 24.000.000 stenen. Er werkten 276 mannen, 46 vrouwen en 138 kinderen in de steenbakkerijen. De mannen verdienden 18 cent per 1000 stenen. De vrouwen kregen 7,5 cent en de kinderen 7 cent. De oude leemvelden op de Borkeld en bij Elsen raakten in deze periode uitgeput. Een aantal kleinere tichelwerken werd opgedoekt. Maar anderen gingen door met stenen bakken en haalden de benodigde keileem ten zuiden en oosten van het stadje uit de bodem. In de Groene Kruis bossen en het Hollands Schwarzwald liggen nog enkele vijvers als tastbaar bewijs.

Steenfabrieken

In februari 1863 begon Willem Struik (de Plesse) die in de Elsenerstraat hoek Oranjestraat woonde, een steenfabriekje aan de Enterstraat op de plek waar nu de Gamma is gehuisvest. Nog geen maand later begonnen de zwagers Rutgert en Hendrikus Baan (de Tojn) een nieuwe steenfabriek op de Brekeld. In 1892 waren het de drie broers Ten Bolscher (de Jaejs) die zich vestigden naast Willem Struik, op dezelfde dag dat Ten Hove (de Klitse) een steenfabriekje begon aan de Brekeldlaan. De families Baan en Ten Hove, die al vanaf 1820 "tichelden", fuseerden in 1924. Rijssen telde omstreeks de eeuwwisseling in totaal nog 13 steenfabriekjes met 76 werknemers.

Vormbakpers

In de jaren dertig waren er nog vier steenfabrieken over: de gebroeders Gerard en Mans Struik en de gebroeders Ten Bolscher aan de Enterweg. De families Baan en Ten Hove aan de Brekeldlaan en Smeijers en Voortman aan de Markeloseweg. De meest vooruitstrevende steenfabrikanten waren de gebroeders Struik. Waar anderen werkten met draad voor het snijden van steenvormen uit leem, schaften zij zich voor duizenden guldens (een kapitaal in die dagen) een zogenoemde vormbakpers aan. Dat was uniek en zorgde voor een hogere productie, zonder dat de arbeiders zich hiervoor meer moesten inspannen.

Stopzetting

Het smalspoor dat via de Oude Markeloseweg richting de Hocht liep, waar de keileem werd gegraven, heeft tot midden jaren zestig dienst gedaan. Toen werden de locomotiefjes die sedert de jaren tien zich door het Hollands Schwarzwald slingerde met 46 kiepkarretjes afgedankt, en werd het leem met vrachtwagens uit de Hocht gehaald. In 1969 zette de steenfabriek van Struik de productie stop in het kader van de sanering van de Nederlandse baksteenindustrie, die in een benarde positie verkeerde. Struik had nog negen mensen in dienst. De verplichting tot stopzetten gold voor 10 jaar. Begin jaren tachtig stopten ook de gebroeders Ten Bolscher en de firma Baan en Ten Hove met de productie van stenen.