Vervoer over land en water

Zandwegen, vechtzompen en een brug

Tijd van regenten en vorsten

Vervoer over land

Wegen van asfalt of klinkers waren er vroeger nog niet. In de 17de en 18de eeuw waren de wegen in Dalfsen en omgeving van zand. Na een regenbui veranderden de zandwegen in modderpoelen. De belangrijkste wegen waren de Hessenweg en de Twentseweg. Beide wegen liepen naar Duitsland.

Herbergen

De Hessenweg werd vooral gebruikt door Duitse kooplieden. Zij verkochten spullen in Nederland. Ze reisden met grote zware wagens, die door paarden getrokken werden. Langs de wegen kon je herbergen vinden. Op deze plekken werden de paarden verzorgd, de wagens gerepareerd en konden de kooplieden eten en overnachten. In Oudleusen kon je de herberg De Landskroon vinden en bij Ankum Het Roode Hert. Ook nu is er aan de Hessenweg een hotel-restaurant te vinden, dat Het Roode Hert heet.

Vervoer over water

Reizen over water ging veel sneller dan reizen over land. Daarom woonden er in Dalfsen veel schippers. Zij voeren op een schip dat speciaal voor de ondiepe en bochtige Vecht werd gebouwd: de zomp. Op de zomp werd van alles vervoerd: van hout, ossen en zout tot Bentheimer zandsteen. Met deze gele steen uit het Duitse Bentheim is onder andere de Peperbus in Zwolle gebouwd.

Veranderingen

Na 1830 werden er in Overijssel veel kanalen gegraven die niet zo bochtig waren als de Vecht. De meeste schippers kozen voor de nieuwe kanalen. Daarom werd besloten om de bochten uit de Vecht te halen. De rivier werd hierdoor 30 km korter en de schepen konden in 8 in plaats van 12 dagen van Zwolle naar Duitsland varen. Maar de komst van de trein in 1903 en later vrachtwagens zorgde ervoor dat er steeds minder goederen over het water werden vervoerd. De rivier werd steeds minder belangrijk. Tegenwoordig zijn het vooral toeristen die op de Vecht varen.

Een brug over de Vecht

De inwoners van Dalfsen moesten tot 1836 wachten op een brug over de Vecht. Voor die tijd voeren er twee pontveren naar de overkant. Voor de overtocht moest betaald worden: in de Middeleeuwen met boter en later met muntgeld. Een wagen met twee paarden kostte 30 cent, een koe 10 cent en een passagier tussen de 1,5 en 2,5 cent. Dit veranderde niet met de komst van de brug. Als je over de brug wilde, moest je ook betalen. Het geld werd gebruikt voor onderhoud. De eerste bruggen waren van hout, latere bruggen van beton en metaal. De brug die er nu ligt, is gebouwd in 1994.