Hard tegen hard

Tijd van burgers en stoommachines

Zonder arbeiders maak je geen schoenen. Staken kan daarom een machtig wapen zijn. Wanneer de baas blijft weigeren om de vakvereniging te erkennen, wordt 1910 het jaar van de confrontatie.

Een complex met vijf verdiepingen aan de Stationsstraat. Anno 1910 is de Koninklijke Stoomschoenenfabriek A.H. van Schijndel met ruim 150 arbeiders het grootste bedrijf in Waalwijk en een van de modernste schoenfabrieken in Nederland.

Werken in een schoenfabriek is in die tijd geen pretje. Mannen verdienen ruim 4,20 euro per week; meisjes 1,75 euro. Van maandag tot en met zaterdag wordt er tien en een half uur gewerkt. Wie te laat komt, te vroeg weggaat, materialen verspilt of te veel praat, betaalt een dubbeltje tot een kwartje boete. Als de huur is betaald en er brood en aardappelen zijn gekocht, is het elke week een spannende vraag of er nog geld over is voor andere zaken, die nodig zijn om een eenvoudig leven te kunnen leiden. De meeste Waalwijkers in 1910 zijn arm op een manier die we tegenwoordig niet meer kennen.

Reden genoeg om te vechten voor betere werkomstandigheden. Arbeiders verenigen zich in vakbonden. Zo staan zij sterker in onderhandelingen met hun baas. En als het niet anders kan, is ook staken een machtig wapen. Sinds enkele jaren is er ook in Waalwijk een afdeling van de katholieke Lederbewerkersbond. Kapelaan De Wijs is geestelijk adviseur. Al is staken voor 'de vak' een laatste redmiddel, toch leggen werklui geld opzij voor het geval het ooit zo ver mocht komen. Al snel is er ook een onderafdeling voor de arbeidsters met Anna Bergmans, een jonge stikster bij Van Schijndel, als voorzitster. Ze zorgt ervoor dat het grootste deel van de stiksters bij Van Schijndel lid wordt.

Het is Antoon van Schijndel een doorn in het oog dat de vakvereniging ook in zijn fabriek steeds meer invloed krijgt. Zolang zijn personeel het verschil tussen baas en knecht respecteert, staat hij klaar om ze te helpen. In strenge winters is er brandstof tegen kostprijs en zorgt hij voor een betaalbare huurwoning. Maar wanneer iemand meent ergens recht op te hebben, is het voor Van Schijndel einde verhaal. "Leden van de vakvereniging hebben het te veel over macht en rechten en veel te weinig over plichten."

Een botsing tussen Antoon van Schijndel en de vakbond is onvermijdelijk. Er zijn veel signalen dat leden van 'de vak' bij Van Schijndel worden gediscrimineerd en gepest. Steeds openlijker wordt met ontslag gedreigd. Als een van de stiksters op 24 augustus 1910 een boete krijgt omdat ze van een collega een glas heeft geleend om water te drinken, legt Anna Bergmans het werk stil. Bijna de helft van het personeel gaat in staking.

Het conflict verdeelt Waalwijk in twee kampen. De meeste sympathie gaat uit naar de stakers. Inzamelingsacties vullen de stakingskas met 2.700 euro, voor die tijd een fors bedrag. De strijd is daarmee overigens niet gewonnen. Van Schijndel werft personeel dat het werk van de stakers wil overnemen. Een aantal protestantse arbeiders uit Besoijen, Capelle en Sprang gaat bij Van Schijndel aan de slag. Met deze stakingsbrekers verhardt de strijd. Wie aan het werk gaat, wordt nagejouwd, uitgescholden. Soms vallen er klappen. Burgemeester de Surmont de Bas Smeele kondigt een samenscholingsverbod af. Dezelfde dag slaat de politie een menigte mannen, vrouwen en kinderen die nog niet van het verbod op de hoogte zijn, uit elkaar. Om het samenscholingsverbond te handhaven, blijft marechaussee te paard dagenlang paraat. Een maand later is de helft van het aantal stakers vervangen. Daarmee is hun strijd eigenlijk verloren. De bond moet toegeven dat het grootste deel van de stakers inmiddels ander werk heeft gevonden. De staking is nooit officieel beëindigd.

Hoewel het verlies voor de bond en de stakers een bittere pil is, gaat er er op den duur toch een gunstige werking van uit op de katholieke arbeiders in de Langstraat. 'Meer dan ooit had de strijd bij Van Schijndel doen inzien, hoe noodzakelijk eensgezind optreden was, wilde men ooit verbetering brengen in de armoedige toestand, waarin het grootste deel der schoenmakersgezinnen leefde.'

De Koninklijke Stoomschoenenfabriek A.H. van Schijndel vergaat het op de lange termijn minder. De oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de concurrentie vanuit de mediterrane landen brengen de Nederlandse schoenindustrie in grote moeilijkheden. In de loop van de zestiger jaren gaan de meeste Waalwijkse schoenfabrieken failliet. In 1965 moet ook de Koninklijke zijn poorten sluiten. Alleen een imposante, vijflagige voorgevel in de Stationsstraat getuigt nog van de strijd die honderd jaar geleden is gestreden.

Bijdrage: Nol Kleijngeld