Een Germaans dorp

Archeologie van Losser

Tijd van Grieken en Romeinen

In 1939 waren leden van de Katholieke Sportvereniging Losser bezig een perceel heide langs de weg naar Enschede geschikt te maken als voetbalterrein. Bij het steken van plaggen werd hun aandacht getrokken door een aantal paalgaten dat tevoorschijn kwam. Het terrein, met een oppervlakte van circa 100 bij 150 m, werd vervolgens onderzocht onder leiding van dr. C.C.W.J. Hijszeler, conservator van het Rijksmuseum Twente in Enschede. Over dit hele stuk grond werden vele honderden paalgaten ontdekt, waarin verticale stammen van 15 à 20 cm dikte hadden gestaan. Ze waren vrij gelegen of elkaar overlappend, gesitueerd in een cirkel of ze vormden samen een rechthoek. Een tweetal figuraties had een min of meer niervormig grondplan, terwijl één de vorm had van een gelijkbenig trapezium. De nederzetting moet een langere periode in gebruik zijn geweest, omdat meerdere huizen, soms wel drie, over elkaar heen waren gebouwd.

Een enkele scherf

De datering was moeilijk, voornamelijk doordat er geen voorwerpen werden gevonden. Met uitzondering van één scherfje. Dit was niet verwonderlijk, omdat de mensen daar in het verleden altijd al plaggen staken om daarmee hun akkers te bemesten. Met die plaggen is ook het aardewerk verdwenen. Het bewuste scherfje behoort tot het zogenaamde terra-nigra-aardewerk uit de tijd van keizer Augustus (27 v. Chr.-14 na Chr.). Men dateert het dorpje daarom rond het begin van onze jaartelling.

Ronde woningen

Verdere studie wees uit dat men te maken had met de sporen van een Germaanse nederzetting, waarbij alle theorieën over Germaanse dorpen op de kop werden gezet. Tot dan toe had men alleen nog maar langwerpige hutten gevonden. Hier in Losser bleek dat de Germanen in onze streek ook ronde hutten bouwden, zoals ze te zien zijn op de beroemde overwinningszuil van Trajanus in Rome. In het dorp waren de woningen aanvankelijk allemaal rond, ongeveer 100 stuks. Het waren vrij stabiele huizen, van palen met een doorsnede van 20 centimeter, met wanden van rijsvlechtwerk en leem ertussen, zonder een middenpaal. De ronde vorm van de hutten, met een diameter van 1,5 tot 2 m, maakte een kegelvormig dak noodzakelijk.

Rechthoekige plattegronden

Later heeft men hier ook rechthoekige huizen gebouwd, zo'n 40 stuks, waarbij de palen precies tegenover elkaar kwamen te staan aan de lengtezijden. De smalle zijden vertoonden nog enigszins de boogvorm. Deze lange hutten zijn 1,5 tot 2 m breed en tot 8 meter lang. Het zijn al flinke ruimtes, waar een gezin behoorlijk beschutting kon vinden. Bij die lange hutten was het dak gelijk aan dat van de tegenwoordige boerenhuizen. In afwijking daarvan was de deur niet in een van de smalle zijden aangebracht, maar steeds in één van de lange wanden. Dat blijkt uit het ontbreken van één paal in die zijde. Het dorp telde maximaal 300 inwoners. Van de opgraving zijn nu geen sporen meer te zien. Alleen de naam Nederzettingweg verwijst nog naar dit bijzondere dorp.