Rampen en onheil

In de loop van de eeuwen hebben allerlei rampen de Zaanstreek getroffen. Behalve de ravages die overstromingen aanrichtten, was er bijvoorbeeld ook schade door krijgsgeweld. In 1574 ging half Krommenie in vlammen op bij een aanval van Spaanse soldaten die in Assendelft waren gelegerd. Na water is vuur misschien wel de ergste bedreiging voor de Zaankanters geweest. Praktisch alle huizen waren van hout en hadden rietgedekte daken. In Jisp en Wormer golden tijdens de bloeiperiode van de brandgevaarlijke scheepsbeschuitbakkerij strenge veiligheidsregels. Desondanks legde in 1664 een grote brand in Jisp 150 huizen in de as.

Ook de houten molens met rietgedekte kappen liepen voortdurend gevaar. Tussen 1572 en 1964 zijn in totaal 400 molenbranden geteld. De belangrijkste oorzaken waren blikseminslag, en de wrijvingshitte die ontstond als er bij onverwacht harde wind niet op tijd geremd kon worden en de molen 'uit de vang liep'. Molens waren kostbare productiemachines en waren vaak omringd door al even brandgevaarlijke schuren voor de opslag van grondstoffen en eindproducten. Door deel te nemen in een partenrederij konden kooplieden hun risico enigszins spreiden. Olieslagers hadden bovendien een onderlinge verzekering, het Olieslagerscontract, dat functioneerde tot in het stoomtijdperk.

Lange tijd was brandbestrijding eigenlijk onbegonnen werk. Blussen met emmertjes hielp niet, en het enige alternatief om de brand te stuiten was dan het omhalen van nog niet brandende percelen. Pas door de uitvinding van de brandspuit kwam daar verbetering in. Zaandam kreeg er twee in 1687. In de loop van de 19de eeuw werd de bemanning van de spuiten de basis van de organisatie van de brandweer. Met pompers om de spuit van water te voorzien, slangendragers en dergelijke meegerekend kon hun aantal oplopen tot meer dan 300 man. De korpsen stelden er een eer in als eerste bij een brand te arriveren, maar dat leidde vaak tot chaos. Naar aanleiding van het afbranden van de Zaandijker kerk in de nacht van 18 op 19 mei 1878, werd de samenwerking tussen de Zaanse brandweerkorpsen aangepakt. In 1922 ontstond de Zaanse Bond van brandweerkorpsen.

Veel fabriekscomplexen die vanaf eind 19de eeuw gebouwd werden zijn voorzien van watertorens ten behoeve van de sprinklerinstallaties. Toch zijn er heel wat fabrieksgebouwen in vlammen opgegaan. Een van de spectaculairste branden was die van de pakhuizen Nederland, Czaar Peter en Zaandam aan de Oostzijde van C. Kamphuys Fabrieken op 15 oktober 1954, ook bekend als de brand bij Zaansch Veem. In cacao kan makkelijk broei ontstaan. Op 18 december 2003 bleek dat weer bij de brand in het distributiecentrum van ADM Cocoa aan de Veerdijk in Wormer. Daarbij kwam blauwzuurgas vrij, waardoor een nabijgelegen basisschool, enkele bedrijven en het gemeentehuis ontruimd moesten worden. 1300 omwonenden werden geëvacueerd.

Maar ook andersoortige rampen en ongelukken leven in de Zaanse herinnering voort. Het verhaal van Stiers Wreedheid was in heel Nederland bekend; de bijnaam Bullekerk voor de kerk aan de Westzijde herinnert eraan. En dan is er de Torenval van Westzaan. In 1842 was de middeleeuwse toren van de kerk zo bouwvallig geworden dat er een schutting omheen werd gezet vanwege de neervallende brokstukken. Die waren de voorboden van de ramp van 1 januari 1843: de toren viel om en verpletterde het naastgelegen huis van Engel Henneman, die met zijn vrouw, vijf kinderen en de knecht om het leven kwam. Het moet landelijk nieuws zijn geweest, volgens de overlevering kwamen er 20.000 ramptoeristen kijken.