Recreatie

Op weg van en naar Amsterdam

Op weg van en naar Amsterdam.
Diemen is van oudsher een plaats van de reizende mens. Na de aanleg van de Weesper- en Muidertrekvaart met bijbehorende jaagpaden en zandwegen in 1638 en 1640 kwam er een aantal herbergen langs deze routes te liggen. Hier kon men wat eten en drinken, eventueel blijven slapen en de paarden verwisselen. Daarnaast was Diemen op zich ook een zeer aantrekkelijk dorp met uitzicht op het Buiten IJ en haar lange lanen waarlangs fraaie boerderijen stonden.

Met de komst van de fiets en de Gooise tram in 1881 kwamen steeds meer Amsterdammers in Diemen en de Watergraafsmeer de bloemetjes buiten zetten, vooral op de tweede pinksterdag. In 1882 was ook het Gooi bereikbaar met de tram. Vooral herberg De Vergulden Wagen, met een lommerrijk terras pal aan het water van de Weespertrekvaart, was erg in trek bij ruiters en wandelaars uit Amsterdam. Aan de overkant lag een tuin met kegelbaan. Ook kwamen er op mooie zomerdagen zogenaamde potverteerwagens of janpleziers uit Amsterdam waarvan de passagiers niet altijd even nuchter waren en wanneer de Amsterdamse studenten hun jaarlijkse rij-jool hielden spanden zij hun paarden uit bij De Vergulden Wagen, ook wel café Vervetjes geheten. Zij waren dikwijls luidruchtig maar gooiden wel handenvol munten naar de verzamelde straatjeugd.

Een andere trekpleister verscheen in de zomer van 1931. Aan het einde van de Jan Bertsstraat, waar toen nog weilanden lagen, verrees de toegangspoort tot een groot lunapark. Dit is een omheinde kermis met elementen van een pretpark waar op grote schaal gebruik werd gemaakt van elektriciteit. Er stonden topmensen uit de kermiswereld. Amsterdammers kwamen lopend, met de bus of per taxi. Het was een groot succes en bleef zelfs open tot in oktober. Je kon er, onder veel meer, teddyberen winnen, poffertjes eten en naar het vlooientheater gaan, waar mensenvlooien dansten en kunstjes vertoonden. Als beloning mochten zij na afloop bloed uit de, inmiddels donkerblauwe, onderarm van de dresseur zuigen. In het cocktailpalace van directeur A.G. Giezen speelde een orkest en kon er gedanst worden. In de winter bleef alleen dit etablissement open. De zomer daarop kwam Giezen in de financiële problemen en als klap op de vuurpijl vloog een nabijgelegen boerderij in brand, door – inderdaad - een vuurpijl, uit het lunapark. Het was uit met de pret!

Gelukkig was daar nog de uitspanning Betlem, ook wel het Venetië van het noorden genoemd, die tussen 1929 en 1934 zeer in trek was bij Amsterdammers en mensen uit het Gooi. Op mooie dagen konden bezoekers elk uur achter het Centraal Station van Amsterdam aan boord gaan om per boot door het Merwedekanaal naar Betlem te varen, dat gelegen was in een ongeveer 12,5 ha. groot bos bij de draaibrug naar Muiden. Muiden. In het fraai verlichte bos stonden exotische planten en bomen. Er waren twee vijvers gegraven waarop men in gondels kon varen met in stijl geklede gondeliers. In de grootste vijver lag een eilandje. Bij sluitingstijd moesten daar wel eens verliefde stelletjes vanaf gehaald worden. Je kon er ook op karpers vissen. Verder was er een zwembad met badmeester de heer Peijs. Helaas kon hij zelf voor geen meter zwemmen. Op de vraag wat hij dan zou doen als er een kind onder water verdween antwoordde hij steevast: ,,Dan prik ik ze wel aan mijn haak”. Burgemeester A.J. de Wolff en wethouder C.H.J. Westerbeek maken juli 1931 een testrit in de achtbaan van het Lunapark aan de Jan Bertsstraat. Erachter in het midden Lou Benner, eigenaar van de achtbaan (coll. HKD). 51 In een fraai houten chalet met terras kon men dansen op de muziek van een orkestje. In 1933 werd de oude houten draaibrug vervangen door een vaste ijzeren brug. Het Gooi werd ineens makkelijker bereikbaar en Betlem raakte daardoor langzamerhand uit de gratie. In 1934 werd bovendien openluchtbad De Diemerplas geopend, met daarbij een strandje. In die tijd voeren er ook twee veerbootjes over het Merwedekanaal waardoor men langs de Diemerzeedijk kon wandelen of naar watersportvereniging De Blauwe Wimpel kon gaan. Daar waren een jachthaven, zomerhuisjes, een café en er konden kano’s gehuurd worden.

In 1938 verdween een deel van de horeca langs de Hartveldse- en Muiderstraatweg vanwege het sterk toegenomen autoverkeer. De Gooise tram was ook niet meer welkom op de Muiderstraatweg, zelfs de rails werden verwijderd. De overgebleven horeca zorgde toen voor de gezelligheid en het verenigingsleven. Betlem lag op de grens van Diemen, richting Muiden. Het werd het Venetie van het noorden genoemd (coll. HKD). oll. HKD). Café Vervetjes (ca. 1925) lag tussen de trekvaart en de Hartveldseweg. Het café en overige bebouwing moest in de jaren ‘30 wijken voor de rijksweg A1 naar het Gooi (Coll. M.H. Vervetjes). 52 Café ’t Trefpunt/ ’t Straatje, voorloper van café ’t Pandje (nu Ouddiemerlaan), lag echter in een zijstraat, de burgemeester Bickerstraat, die toen wel in het verlengde van de Diemerbrug was komen te liggen. Het was een huiskamercafé zonder keuken maar wel met biljart en jukebox. Bovendien was er een aap, genaamd Jopie, die na sluitingstijd vrij mocht rondlopen en dan als eerste naar de tap liep om er wat bier van te lurken. ’t Straatje kreeg Jopie van een taxichauffeur die hem weer had gekregen van een zeeman. Dat krijg je als je een plaatsje nabij Amsterdam bent.

Ellen van Meurs

Verder lezen: P.J. ter Beek: Historie van Diemen, Amsterdam 1957. Tijdschrift HKD, jrg. 16, 2006 -2 en jrg. 18, 2008 -1